Afleveringen

  • Exodus betekent letterlijk ‘uittocht’. Dit Bijbelboek is als het vervolg van een goede film. Deel 2 pakt de draad van het verhaal van God en mens weer op, al zit er wel zo’n vierhonderd jaar tussen de dood van Jozef en de geboorte van Mozes, die naast God een hoofdrol vervult in dit boek. In die vier eeuwen is de wereld echter drastisch veranderd voor de nakomelingen van Jakob. Ja, God zegent hen met veel kinderen zoals hij aan Abraham had beloofd. En juist dat leidt tot problemen.

    De Egyptische farao die in Exodus aan de macht is, kent de voorgeschiedenis niet en vreest dat de Israëlieten op een dag tegen hem in opstand zullen komen. Hij wil het slavenvolk Israël juist klein en zwak houden en neemt een gruwelijk besluit: alle pasgeboren jongetjes moeten ogenblikkelijk worden verdronken in de rivier de Nijl.

    Laten we even op de rem trappen. Wat gebeurt hier? Om te beginnen, zien we dat farao zichzelf tot god verheven heeft. Hij laat zichzelf aanbidden, staat toe dat zijn volk talloze andere afgoden volgt en denkt dat hij over leven en dood mag beslissen. Hij staat dus vijandig tegenover God, maar er is ook een vijand die niet vaak met naam en toenaam wordt genoemd in de Bijbel.

    In Genesis 3 wordt hij de slang genoemd, andere benamingen zijn ‘Gods tegenstander’, de ‘duivel’, ‘Lucifer’ en ‘god van deze wereld’. De Bijbel legt later uit dat er voor de val van de mens een rebellie in de hemel was. Eén van de belangrijkste engelen kwam tegen God in opstand en sleepte 1/3 van alle engelen in zijn val met zich mee. Hij is geen partij voor God, maar doet zijn uiterste best om Gods plannen te dwarsbomen. Zo heeft hij vanaf het begin de mensen verleid kwade dingen te doen in de hoop dat God hen zou verlaten. Toen God beloofde een nieuwe Adam te sturen heeft deze duivel meer dan eens geprobeerd Abrahams nakomelingen uit te roeien.

    Wat we hier aan het begin van Exodus dus zien, is een regelrechte aanval op het verlossingsplan van God. Zonderen mannelijke kinderen zal het Israëlische volk immers uitsterven. Israël roept het uit tot God en God antwoordt.

    Eerst keert God farao’s plan om. Een Israëlische moeder gooit haar zoontje Mozes in de Nijl, maar wel in een waterdicht mandje. (Fun fact: het hier gebruikte Hebreeuwse woord voor ‘mandje’ is ‘Ark-je’.) De baby drijft af naar de plaats waar een Egyptische prinses aan het baden is, op een afstand gevolgd door zijn zus Miriam. De prinses vindt het kind, laat haar moederhart spreken en besluit de Hebreeuwse baby te houden. Maar aangezien er geen oplosmelk was in die tijd, moest ze wel een vrouw vinden die het kind kon zogen. Precies op dat moment verschijnt Miriam ten tonele en geeft ze aan dat haar moeder dat wel kan doen. De prinses betaalt Mozes’ moeder om voor hem te zorgen. Als de jongen ouder is, gaat hij aan het hof wonen.

    De God van zijn voorvaderen kent hij niet zo goed, maar hij verraadt zijn afkomst niet. Het doet hem pijn dat hij zoveel privileges geniet, terwijl zijn volksgenoten zo zwaar lijden onder de dwangarbeid die ze moeten doen. In een woedeaanval slaat hij een Egyptische opziener dood. Als blijkt dat getuigen hem hebben gezien, vlucht hij de woestijn in uit vrees te worden gearresteerd en gedood.

    Mozes sluit zich aan bij een woestijnvolk, trouwt en lijkt zijn afkomst volledig te vergeten. Tot veertig jaar later, Mozes is inmiddels tachtig, de God van zijn voorvaderen aan Mozes verschijnt. Hij spreekt tot de prins die inmiddels vrede heeft met zijn bestaan als herder en draagt hem op terug te gaan naar Israël. Want, zo zegt God, Hij ziet het leed van Israël en nu is de tijd gekomen om in te grijpen.

    Mozes sputtert flink tegen. Wie is hij om het op te nemen tegen de machtige farao? God is niet onder de indruk van al zijn tegenwerpingen en uiteindelijk keert Mozes terug naar Egypte en confronteert de farao met de opdracht van God. De farao weigert zijn slaven te laten gaan, precies zoals God voorspelde aan Mozes.

    De plagen

    Dus laat God het rampen regenen. Tien plagen stort Hij over Egypte uit. Hier volgen de eerste negen:

    1. Het water van de Nijl verandert voor enige tijd in bloed en is ondrinkbaar,

    2. Kikkers bestormen het land,

    3. Luizen (Statenvertaling) of muggen (NBG-vertaling) teisteren het land,

    4. Steekvliegen bezeren de Egyptenaren,

    5. Een veepest doet een groot deel van het Egyptische vee de das om,

    6. De Egyptenaren krijgen te maken met zweren op hun huid,

    7. Onweer, hagel en vuur verwoesten een groot deel van de Egyptische gebouwen,

    8. Sprinkhanen eten de gewassen,

    9. Het hele land van Egypte, behalve het gebied waar de Israëlieten wonen, wordt dagenlang in duisternis gehuld.

    Waarom strafte God Egypte zo? Het was een zondig volk dat andere goden volgde en zijn koning (de farao) ook als een god vereerde. Iedere plaag is een regelrechte aanval op de zondige samenleving, want iedere ramp was rechtstreeks gekoppeld aan minstens één god van Egypte. De god van de Nijl is bijvoorbeeld Sobek en hij symboliseert de vruchtbaarheid van de rivier en dus Egypte. De zonnegod, Ra, werd onttroond tijdens de negende plaag.

    Verschillende keren belooft de farao aan Mozes om het volk te laten gaan, maar zodra de ramp voorbij is, bedenkt hij zich weer. Vijf keer zegt de Bijbel dat de farao ‘zijn hart verhardde’. Zijn mededogen verdween dus. Maar de Bijbel zegt ook vijf keer dat God het hart van de farao verhardde. Dat maakt het voor ons ingewikkeld. Was het nu God of de farao die farao’s hart koud als een steen maakte?

    Het is moeilijk te verklaren, maar het punt dat de Bijbel lijkt te maken is dit: hoewel God wist dat de farao zijn hart zou verhardden en dat hij niet tot inkeer zou komen, geeft God hem toch telkens de kans. Had farao maar één van die kansen aangegrepen!

    Helaas doet hij dat niet en dus laat God de tiende plaag op Egypte neerdalen. De misdaad uit het begin van het verhaal - de dood van talloze jongetjes - wordt nu gewroken. Alle eerstgeborenen zullen omkomen, zowel die van de Egyptenaren als die van de Israëlieten.

    Hier zien we een parallel met het verhaal van Abraham die zijn zoon Isaak moet opofferen. Ook hier in Egypte wil God boetedoening voor de zonden van de mensen. Maar net zoals hij Abraham een plaatsvervangend offer aanbood, biedt God ook hier een uitweg. Voor zowel Israëlieten als Egyptenaren.

    God geeft via Mozes de opdracht om een lam te slachten en bloed op de deurposten te verven. Iedereen die in zo’n huis verblijft, wordt beschermd door het bloed van het lam.

    En zo gebeurt het dat Israël voor het eerst Pesach viert, een speciale maaltijd die nog altijd gevierd wordt door religieuze joden, waarbij ze hun kinderen vertellen over de uittocht uit Egypte. Deze maaltijd is uiteraard een vooruitwijzing naar het Lam van God: Jezus Christus, die later geslacht zou worden als plaatsvervangend offer.

  • Lezen: Psalmen 1

    De Bijbel is een dik boek. Het bestaat uit bijna twaalfhonderd hoofdstukken en meer dan zevenhonderdduizend woorden. Het is niet gek dat wij het soms maar moeilijk vinden om de Bijbel te begrijpen.

    Als je net begint met Bijbellezen – of je hebt de Bijbel nooit van A tot Z gelezen – dan kan ik me goed voorstellen dat je dit boek overweldigend vindt. Waar begin je? Hoe krijg je dat allemaal in je hoofd op een manier die te doen is?

    Bijbellezen moet je leren, vind ik. Je kunt de Bijbel zien als een grote stad. Misschien ben je er weleens op bezoek geweest, maar het is toch anders als je er gaat wonen. In het begin kun je misschien alleen je eigen huis of appartement vinden. Hoe langer je er woont, hoe beter je ook de nabije omgeving leert kennen. Dan de hele buurt, een volgende wijk, en nog een wijk. Na verloop van tijd ga je je er thuis voelen. Met de Bijbel is dat net zo.

    In het gedicht dat we zo gaan lezen staat dat het goed is om je dag en nacht in Gods wet te verdiepen. Wat hier wordt bedoeld is dat je Gods woord langzaam tot je neemt. Iedere dag een beetje. Uiteindelijk leer je de Bijbel steeds beter kennen en ga je je er steeds meer thuisvoelen.

    We vinden dit gedicht in het Bijbelboek ‘Psalmen’. Psalm is Hebreeuws voor ‘lofprijzing’. Deze liederen zijn opgeschreven tussen ongeveer 1400 en 400 jaar voor nul. Sommige gedichten prijzen God, in andere wordt Hij juist aangeklaagd.

    Veel van deze gedichten vertellen het goede nieuws in dichtvorm. In Psalm 1 komt dit bijvoorbeeld goed tot uiting. Laten we lezen.

    Psalmen 1

    Gelukkig de mens

    die niet meegaat met wie kwaad doen,

    die de weg van zondaars niet betreedt,

    bij spotters niet aan tafel zit,

    maar vreugde vindt in de wet van de HEER

    en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.

    Hij zal zijn als een boom,

    geplant aan stromend water.

    Op tijd draagt hij vrucht,

    zijn bladeren verdorren niet.

    Alles wat hij doet komt tot bloei.

    Zo niet de wettelozen!

    Zij zijn als kaf

    dat verwaait in de wind.

    Wettelozen houden niet stand waar recht heerst,

    zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.

    De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,

    de weg van de wettelozen loopt dood.

    Gelukkig de mens

    De psalmen vinden we in het Oude Testament, het eerste deel van de Bijbel. Het Oude Testament is voor 99 procent in het Hebreeuws geschreven, de taal die de Israëlieten toen spraken. Psalm 1 is dus ook in het Hebreeuws geschreven en daarom kan de Nederlandse tekst van vertaling tot vertaling verschillen.

    Zo zegt de Nieuwe Bijbelvertaling ‘Gelukkig de mens’ en de Herziene Statenvertaling ‘Welzalig de man’. Het woord dat hier in het Hebreeuws wordt gebruikt is ashrey. Dit betekent ‘gezegend’. Meestal gebruikt de Bijbel een ander woord voor ‘gezegend’. Dat woord is barukh.

    Barukh betekent dat God ervoor zorgt dat je een goed leven hebt. Het woord ashrey betekent dat je gelukkig bent als je barukh bent. Eigenlijk zegt de schrijver van deze psalm: ‘O, het goede leven van de mens die…’

    Dus de NBV vertaalt het goed door te zeggen: ‘Gelukkig de mens’. Je bent echt gelukkig als je zo’n mens bent als die in deze psalm wordt beschreven.

    Hoe word je gelukkig?

    Wat zijn dan de kenmerken van zo’n mens? Hoe word je gelukkig? Er volgen drie dingen die deze mensen nalaten en één ding dat deze mens doet.

    Je gaat niet mee met mensen die kwade dingen doen.

    Je staat niet op de weg van zondaars.

    Je zit niet aan tafel met spotters.

    Bij dit soort Bijbelse gedichten is het altijd heel mooi om naar de bewegingen te kijken. Je gaat niet mee, je staat niet op, je zit niet. Gaan. Staan. Zitten. Of je nu gaat, staat of zit – je doet niets wat tegen de wil van God in gaat.

    En dan worden er drie manieren genoemd waarmee je tegen Gods wil in gaat. De eerste is door kwaad te doen. Kwaaddoeners zijn mensen die voor zichzelf leven ten koste van anderen. Ze doen anderen tekort.

    De tweede is door te zondigen. Zondigen in de Bijbel betekent letterlijk: ‘je doel missen’. Wat is het doel van christelijk leven? Dat je God liefhebt boven alles en je naaste als jezelf. Dat is de levensstijl die God van ons verlangt.

    Maar je kunt ook nog een spotter zijn. Een spotter is iemand die alles belachelijk maakt wat niet aan zijn of haar norm voldoet. Zelfs God wordt bespot. Andere mensen die niet zijn zoals zij worden naar beneden gehaald. Ze minachten hen.

    Als je deze dingen niet doet, dan ben je gelukkig. Tenminste… als je je dag en nacht in de wet verdiept.

    Kauwen op Gods woord

    Maar dat klinkt saai! Alsof je een of ander wetboek uit je hoofd moet leren. Gelukkig is dat niet wat er wordt bedoeld. Het Hebreeuwse woord dat hier wordt gebruikt voor ‘wet’ is thora. Dit betekent ‘wet’, maar ook ‘onderwijs’ of ‘instructie’. Eigenlijk staat er: ‘verdiep je in Gods onderwijs’. In zijn woord dus. In de Bijbel.

    Het woord voor ‘verdiepen’ is trouwens ook heel interessant. In het Hebreeuws staat er dat we moeten kauwen op Gods instructie. We moeten die dus net als voedsel in stukjes tot ons nemen, zodat we die kunnen verteren en de voedingsstoffen ervan kunnen opnemen. Het betekent niet dat we de hele dag door alleen maar mogen Bijbellezen, maar dat we ons voeden met Gods woord en dat de hele dag door in ons laten werken.

    Sterk als een boom aan het water

    Doe je dat, dan word je in geestelijk opzicht net zo sterk als een boom die aan het water staat. Je bloeit op, je draagt vrucht en je zult nooit omwaaien. Vergelijk dat maar weer eens met de slechte mensen. Waar jij een boom bent, daar worden zij vergeleken met het afval van graan dat wegwaait in de wind.

    Uiteindelijk zullen slechte mensen ten onder gaan. De goede mensen zullen standhouden. Daar zorgt God wel voor.

    Altijd twee keuzes

    Als je de Bijbel beter leert kennen zul je ontdekken dat God ons altijd twee keuzes voorhoudt: ga je de weg die Ik voor je heb uitgestippeld of ga je de weg van de mensen die hun doel missen?

    Deel één is natuurlijk het goede nieuws zelf: Jezus is voor onze zonden is gestorven. Maar het tweede deel is wel dat we positief moeten reageren op dat evangelie. We moeten wel de uitgestrekte hand van Jezus aanpakken.

    Daar gaat deze psalm over. Je bent zo sterk als een boom aan het water als je op Jezus vertrouwt en als je Hem gehoorzaamt.

    Een laag dieper

    Deze psalm laat ook het eerste deel van het evangelie zien. Als je een laag dieper graaft, dan zie dat deze psalm OOK van toepassing is op Jezus. Hij is namelijk de mens die niet meeging met de kwaaddoeners. Hij stond niet op de weg van de zondaars en Hij zat niet in de kring van spotters.

    Hij vond vreugde in Gods woord en verdiepte zich er dag en nacht in. Hij was als een sterke boom aan het water en Hij overwon het kwaad, waardoor Hij vrucht droeg. Weet je wat die vrucht is?

    Dat zijn wij! Dankzij Jezus’ offer hebben wij vrij toegang gekregen tot God. Onze zonden zijn vergeven. Ooit leefden we voor onszelf, maar nu leven we voor Jezus!

  • Zijn er afleveringen die ontbreken?

    Klik hier om de feed te vernieuwen.

  • Langzaam maar zeker keren de mensen zich weer van God af. Ze onderwerpen de aarde, bouwen steden en beginnen zich steeds machtiger te voelen. Ze besluiten een toren te gaan maken die tot in de hemel reikt. Opnieuw wil de mens aan God gelijk zijn. God kan dat niet toestaan en brengt grote verwarring door mensen voortaan in verschillende talen te laten spreken. Er ontstaat verwarring. Mensen die zelfde taal spreken, zoeken elkaar op en besluiten te verhuizen.

    Adam en Eva werden vermoedelijk zo’n 4000 jaar voor Christus geschapen. De zondvloed vond plaats rond tussen 2500 en 2300 voor Christus en de toren van Babel zo’n 200 jaar later. Er zijn verschillende manieren om deze data uit te rekenen en ze leiden soms tot verschillende conclusies. Dus richt je niet teveel op deze jaartallen. Ze geven slechts een indicatie, zodat je een beetje beseft waar we zitten in het verhaal.

    Abraham

    Tussen de schepping in Genesis 1 en de toren van Babel in het begin van Genesis 11 zit dus zo’n tweeduizend jaar. Vanaf Genesis 11:10 verandert het verhaal drastisch. Hier kiest God namelijk een man uit via wie Hij de hele aarde en alle volken wil zegenen. Deze Abraham (eerst Abram genoemd) wordt de stamvader van het volk Israël en uiteindelijk ook van Jezus.

    Abraham werd geboren rond het jaar 2200 voor Christus en wordt door God geroepen om op weg te gaan naar een nieuw land.

    ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken,

    ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden als jij.’

    Deze kinderloze, 75-jarige oude Abraham en zijn vrouw Sara (eerst Saraï genoemd) worden op nogal een avontuur gestuurd. De beloning zal groot zijn, maar garanties hebben ze niet. Toch vertrouwen ze God. Ze geloven Hem op Zijn Woord.

    Dit is de sleutel tot het begrijpen van de rest van de Bijbel. God wil de aarde zegenen en de relatie tussen Hem en de mens weer goedmaken. Hij doet dit via Abrahams familie en daarom gaat de rest van de Bijbel voornamelijk over het nageslacht van Abraham. God wil het volk van Israël gebruiken om de andere natiën te zegenen. Dit is een voorrecht én een last. Als ze God volgen, worden ze gezegend en als ze ontrouw zijn, worden ze gestraft, zoals we later zullen zien. In feite doet God dezelfde belofte aan Zijn volk als Hij duizenden jaren eerder deed aan Adam en Eva: een volmaakt land om in te wonen, vrede onderling en een ongeschonden relatie tussen God en Abraham.

    Niemand uit de lijn van Abraham is echter volmaakt. Alle bekende, Bijbelse figuren maken fouten, soms met grote gevolgen. Toch blijft God wel trouw en Hij stuurt uiteindelijk Zijn eigen Zoon, Jezus Christus. Deze Messias, ofwel: Verlosser, brengt uiteindelijk vrede en recht.

    Abraham beseft dit allemaal nog niet als God naar hem toe komt. Hij moet in Hem geloven. De Bijbel zegt hierover,

    ‘Abraham vertrouwde op God en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend. Iemand die zijn loon verdient, krijgt het niet als een gunst maar als een recht. Maar iemand zonder verdienste, die echter vertrouwt op hem die de schuldige vrijspreekt, wordt vanwege zijn vertrouwen rechtvaardig verklaard.’ - Romeinen 4:4-5

    Het zijn dus niet Abrahams daden die zijn zonden tenietdoen. God zal zijn fouten uitwissen. Abraham hoeft alleen maar op God te vertrouwen. Zie je waarom we het Oude Testament nodig hebben om het Nieuwe Testament te begrijpen? God doet het werk. Hij wil zegenen. Wij hoeven alleen maar op Zijn goedheid te vertrouwen. Dat wil niet zeggen dat er geen moeilijke perioden zullen zijn. Abraham maakte een zware reis, kwam soms in levensgevaar en moest nog eens 25 jaar wachten voor Sara en hij hun langverwachte zoon Isaak kregen.

    En tegen de tijd dat Isaak een jonge man was, stelde God Abraham nogmaals op de proef. Hij vroeg Abraham zijn zoon te offeren. Dit is misschien wel één van de meest onbegrepen verhalen uit de Bijbel. Vooral omdat de meeste mensen denken dat Isaak een klein kind was. Dat was niet zo. Hij was een jonge man die zelf zijn leven wilde afleggen als dat nodig was om God te dienen.

    De overeenkomsten tussen deze opdracht aan Abraham en Isaak en de opdracht aan Gods eigen Zoon, Jezus, zijn bijna eng. Abraham en Isaak gingen de berg Moria op, waar eeuwen later Jeruzalem zou worden gebouwd. Het is dus ook de berg waar Golgotha zich bevindt. God kwam op de eerste plaats, nog vóór Abrahams erfgenaam. Al het eerstgeborene behoorde God toe. De hele familie was afhankelijk van die eerstgeborene. Toen God aan Abraham vroeg om zijn zoon te offeren, moest hij dat doen voor de vergeving van de zonden van de familie.

    Maar Isaak was veel sterker dan Abraham. Het is waarschijnlijk dat hij zelf op het altaar is gaan liggen toen hij begreep dat er geen dier was om te offeren. Hij vroeg er zelfs zijn vader nog naar. Abraham had de moed niet om de waarheid te vertellen en deed onbewust een profetische uitspraak. God zou voorzien. Zelf hield Abraham vast aan Gods belofte om hem te zegenen via deze zoon. Hij geloofde zelfs dat God hem uit de dood kon opwekken.

    Net toen Abraham zijn mes hief, greep een engel in. En plotseling was daar een ram om te offeren. God voorzag. Elk offer in die tijd wees vooruit naar het ultieme offer dat Jezus zou brengen. Want 2000 jaar later, op diezelfde berg, offerde God wél zijn eigen Zoon. En ook hier ging de Zoon uit vrije wil. En deze Zoon stond op uit de dood, precies wat Abraham geloofde over zijn zoon.

    Na Abraham volgen we Isaak, Jakob en zijn twaalf zonen. Keer op keer zien we hoe ze in de fout gaan. Abraham bijvoorbeeld maakt twee keer de fout om niet tegen andere leiders te zeggen dat Sara zijn vrouw is. Ze is op haar hoge leeftijd nog zeer aantrekkelijk en Abraham is bang dat hij daarom wordt vermoord. En als Sara niet zwanger wordt, besluit hij een slavin zwanger te maken.

    Keer op keer grijpt God in. Hij neemt de gevolgen van de zonden niet weg, maar blijft zelf wel trouw en verlaat Abraham niet. Sterker nog, voor de geboorte van Isaak sluit hij een verbond met Abraham. Een verbond is een contract of een overeenkomst. Het wordt op voor ons bijzondere manier gesloten. Abraham zit in de woestijn. Het is nacht. God komt naar hem toe en daagt hem uit de sterren aan de hemel te tellen. Zo groot zal zijn nageslacht worden. Als je christelijk bent opgevoed, ken je dit deel van het verhaal goed.

    Dan volgt iets wat minder bekend is. God draagt Abraham op verschillende dieren te halen en ze door de helft te snijden. Als je in die tijd een verbond met iemand sloot, liep je met de andere partij tussen die dode dieren door, alsof je wilde zeggen: ‘Mag dit met mij gebeuren als ik me niet houd aan de overeenkomst die tussen ons is gesloten.’

    God belooft Abraham Zijn land en Zijn zegen, Abraham belooft God eeuwige trouw. Het wonderlijke? Abraham loopt niet tussen de dode dieren door. Alleen God doet dat. Hij weet dat Abraham niet volmaakt is en zijn aandeel in het verbond niet kan houden. Daarom loopt God alleen. Hij zal voorzien. Tweeduizend jaar na Abraham is het Zijn lichaam dat uiteindelijk op Golgotha kapot wordt gemaakt.

    Isaak, Esau, Jakob en Jozef

    Abraham sterft vredig als een oude man en de familiegeschiedenis gaat verder met Isaak en zijn zonen Esau en Jakob. Jakob betekent ‘de leugenachtige’ en hij doet zijn naam eer aan. Zo steelt hij - aangezet door zijn moeder - de zegen van de eerstgeborene, van zijn oudere tweelingbroer Esau. Esau is woedend en Jakob moet vrezen voor zijn leven. Hij vlucht naar het land van zijn voorouders en trouwt uiteindelijk met vier vrouwen, hoewel hij alleen van Rachel houdt. De enige die nog hypocrieter is dan Jakob, is zijn schoonvader Laban. Laban misleidt Jakob keer op keer en uiteindelijk keert Jakob terug naar zijn familie.

    Maar Jakob is bang voor zijn broer Esau, die hij heeft bedrogen. Hij gaat in gebed, niet wetende dat Esau hem al heeft vergeven. Terwijl Jakob aan het bidden is, overvalt een Man hem en ze worstelen tot de ochtend. De Man blijkt echter God te zijn. Jakob weigert los te laten voordat God hem zegent en God geeft hem Zijn zegen. Jakob krijgt bovendien een nieuwe naam: Israël, wat worstelt met God betekent.

    Niets menselijks blijkt Israël vreemd. Van zijn twaalf zonen houdt hij het meest van Jozef (zijn elfde zoon), omdat Jozef het kind van zijn meest geliefde vrouw Rachel is. Israël maakt de fout zijn voorkeur te laten blijken en geeft Jozef een speciale, kleurrijke mantel. Dit leidt tot afgunst bij zijn oudere broers. Ze kidnappen Jozef, gooien hem in een put en verkopen hem uiteindelijk aan slavenhandelaren.

    Zo komt Jozef uiteindelijk in Egypte. Hij blijft God echter trouw en de zegen van de Heer rust op hem. Hij wordt de baas van het huishouden van zijn meester, tot de vrouw van zijn meester met hem naar bed wil. Hij weigert, zij beschuldigt hem van poging tot verkrachting en Jozef komt uiteindelijk in de gevangenis terecht. Pas na twee jaar wordt hij vrijgelaten, omdat hij in staat blijkt de droom van de farao uit te leggen. Nou ja, niet Jozef, maar God via Jozef, zoals Jozef zelf aangeeft.

    Wat droomde de farao? God waarschuwt de farao dat er zeven vette jaren aankomen, gevolgd door zeven jaren hongersnood. Jozef legt niet alleen de droom uit maar adviseert de farao bovendien graanschuren aan te leggen. De farao benoemt Jozef direct tot een soort vice-president. Alleen de farao zelf is ma...

  • Lezen: Lucas 15:11-32

    We hebben in de vorige overdenking het goede nieuws in één Bijbelvers samengevat:

    God schenkt vrijspraak op grond van geloof in Jezus Christus, aan allen die geloven. (Romeinen 3:22)

    Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik dit allemaal wel erg juridisch vind klinken. Het klopt wel, maar het doet tegelijkertijd toch wat koud en zakelijk aan. Je moet het echt diep in je laten doordringen wil je beseffen hoe bijzonder het is wat Paulus hier eigenlijk zegt.

    Gelukkig geeft de Bijbel het goede nieuws ook in allerlei andere bewoordingen door. Jezus vertelde bijvoorbeeld verhalen die mensen ertoe aanzette om zelf na te denken. We noemen deze verhalen ‘gelijkenissen’. In een gelijkenis wordt een geestelijk principe duidelijk gemaakt aan de hand van een aards voorbeeld.

    Zo vertelt Jezus over een herder met honderd schapen. Een van die schapen raakt vermist, en de herder doet er alles aan om dat ene schaap te vinden. In dit verhaal lijkt de herder op God en de schapen op mensen. God gaat dus op zoek naar de ene mens die verdwaald is en riskeert daar alles voor.

    Je vindt dit verhaal in het evangelie van Lucas, hoofdstuk 15. In datzelfde hoofdstuk vertelt Jezus ook de misschien wel mooiste gelijkenis van de Bijbel. Hij schildert een ontroerend plaatje dat ons het evangelie laat zien en voelen.

    De voor- en tegenstanders

    Nu moet je weten dat Jezus dit verhaal vertelde terwijl Hij omringd was door voor- en tegenstanders. De voorstanders waren de ‘gewone’ mensen. Mensen die iedere dag hard werkten. Mensen die verlangden naar het eind van de Romeinse bezetting. Mensen ook die graag God wilden dienen, maar zelf niet precies wisten hoe. Daarom deden ze maar wat hun door de Joodse leiders werd verteld.

    Die Joodse leiders waren meestal vrij rijke mensen. Mensen met een goede opleiding. Mensen die dachten dat God aan hun kant stond omdat Hij hen zegende met veel geld en bezittingen. Daarom hielden ze zich dan ook zo strak mogelijk aan Gods wetten. Tegelijkertijd maakten ze het leven van de gewone mensen zuur.

    En toen kwam Jezus. Hij vertelde over een koninkrijk waar arme mensen werden beloond, en waar rijke mensen ten val kwamen. Natuurlijk was Hij daarom populair bij de gewone mensen. De Joodse leiders haatten Hem echter. Ze konden zich niet voorstellen dat Jezus door God was gestuurd. Want als dat zo geweest was, dan had Hij wel aan hun kant gestaan…

    En dus vertelt Jezus een ontroerend verhaal met een scherpe kant. De vraag die het verhaal oproept is: wie ben jij in dit verhaal?

    Laten we lezen.

    Lucas 15:11-32

    Vervolgens zei Hij: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.

    Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij trok eropuit en verhuurde zich aan een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.

    Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.”

    Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.

    De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”

    Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn? Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”’

    De jongste zoon

    De hoofdpersoon van het verhaal is de jongste zoon. Hij deed iets afschuwelijks. Hij wilde de erfenis van zijn vader opeisen nog voordat die was overleden. Dat was in die tijd en die cultuur hetzelfde als tegen je vader zeggen: ‘Ik wens u dood’.

    Hij krijgt zijn erfenis en gaat hiermee naar een plek ver weg. Zolang hij geld heeft, gaat het hem goed. Dat verandert als er hongersnood uitbreekt. Hij komt in de armoede terecht en beseft dat hij beter af zou zijn als knecht van zijn vader. Hij weet dus dat hij de positie van zoon niet meer kan opeisen – daarvoor heeft hij zijn vader te veel beschadigd. Hij gaat terug.

    Deze jongste zoon staat symbool voor alle mannen en alle vrouwen die zich ooit hebben losgemaakt van God, maar die later toch tot het besef zijn gekomen dat ze niet zonder God kunnen. Ze komen weer thuis bij de Vader. Met lege handen, lege zakken en zelfs zonder verwachtingen. Ze geven zich over aan de Vader en aan zijn genade.

    Om het in Bijbelse termen te zeggen: ze zijn tot inkeer gekomen. Dat wil zeggen dat ze zich hebben omgedraaid, naar God toe. Met dit verhaal zei Jezus tegen de gewone mensen: ‘Als jij je van God hebt losgemaakt, keer dan bij Hem terug. Je hoeft niets te doen. Ga gewoon terug. Hij verwelkomt je.’

    De vader

    De vader in het verhaal staat namelijk symbool voor God. En Hij is een bijzonder liefdevolle Vader. Net als de vader uit het verhaal gedraagt God zich minstens zo schokkend als de jongste zoon. Als de zoon namelijk aan de vader vraagt om de erfenis alvast uit te keren, geeft de vader de jongen wat die van hem vraagt. Hij laat zich vernederen.

    De Joodse cultuur van die tijd was er één van eer en schaamte. Welke vader laat zich doodverklaren door zijn zoon? Hij had hem moeten onterven! In plaats daarvan staat hij de jongste zoon toe om een wild en vermoedelijk losbandig leven te leiden van de erfenis van zijn nog levende vader.

    Als de zoon later terugkeert, wil hij zijn vader om genade smeken. Maar wat zien we de vader doen? Ten eerste ziet hij zijn zoon al van verre aankomen. Dat betekent dat de vader op de uitkijk stond. Vervolgens vernedert hij zichzelf door zijn kleding op te trekken en naar zijn teruggekeerde kind toe te rennen. Hij wacht niet, maar loopt hard op hem af. Als zijn zoon zijn excuses wil aanbieden dan laat hij hem niet eens uitpraten. Hij zorgt dat hij nieuwe kleren krijgt, en geeft hem zelfs een ring. De jongen krijgt geen straf, maar wordt volledig in ere hersteld. Er wordt zelfs een feest voor hem georganiseerd.

    Dit zegt zo veel over Gods karakter! Hij is almachtig, maar Hij laat zich vernederen. En vervolgens vergeeft Hij het kind dat tot inkeer is gekomen.

    De oudste zoon

    Maar het verhaal is nog niet afgelopen. Jezus geeft er nog een onverwachte wending aan, die met name bedoeld is voor zijn tegenstanders. Waar God namelijk liefdevol is, zijn zij hypocriet. Zij gedragen zich net als de oudste zoon die hoort dat er een feest gaande is voor zijn jongste broer. Hij maakt zijn vader allerlei verwijten en laat zo zien dat hij nooit echt met zijn hart bij zijn vader betrokken is geweest.

    Met andere woorden: hij doet al jaren alsof hij van zijn vader houdt. Hij is gehoorzaam, maar zijn hart is er niet bij. Hij houdt niet werkelijk van hem. Hij is dus geen haar beter dan de jongste zoon. Het gaat hem namelijk ook puur om de erfenis. Hij heeft alleen meer geduld en wacht af tot zijn vader werkelijk overleden is.

    Als zijn broertje dan terugkomt, wordt hij groen van jaloezie. Waarom is dat feest niet voor hem bestemd? Hij kan dus niet blij zijn dat de andere erfgenaam weer thuis is.

    En wat is nu het meest schokkende? Zijn vader nodigt ook deze zoon uit om binnen te komen en feest te vieren. Alles wat de vader heeft, wil hij ook aan de oudste zoon geven. Maar… we lezen niet dat hij naar binnen gaat. Aan het eind van het verhaal staat hij nog buiten. Wat gaat hij doen?

    Cliffhanger

    Door deze cliffhanger worden we gedwongen om onszelf in het verhaal te plaatsen. Lijken wij op de jongste zoon? Erkennen we dat we het zonder God niet redden? Of zijn we net als de oudste zo...

  • Genesis betekent ‘begin’ of ‘oorsprong’. Het beschrijft het ontstaan van de aarde, maar belangrijker nog: dit eerste Bijbelboek is het begin van het verhaal van God en mens. Het is goed om te beseffen dat Genesis niet bedoeld is om alle vragen die we hebben te beantwoorden. Het gaat niet in op de oerknal, op dinosaurussen, op de evolutietheorie, het begin van de tijd en ga zo maar door. God heeft ons geen wetenschappelijke document gegeven dat wij aan de hand van onze modellen kunnen toetsen. Nee, er staat een hele andere vraag centraal: vertrouwt de mens op zichzelf of op zijn Schepper?

    De openingsscène van de Bijbel is als de opening van een epische film. Een grote Geest, die een almachtige soevereine Koning is, zweeft over het duistere water en dan laat Hij het licht worden. Daarna gaat God door met creëren. Hij scheidt de aarde van de hemel, laat land verschijnen, natuur ontkiemen, maakt zon, maan en sterren, en bedenkt talloze zee-, lucht- en landdieren. Dan is het tijd voor de kroon op Zijn schepping. Hij maakt wezens die op Hem lijken. Misschien niet fysiek, maar wel qua karakter. Hij noemt het eerste wezen ‘mens’, Adam in Hebreeuws, en geeft hem later een vrouw, iemand om hem te helpen. Deze vrouw, later Eva genoemd, is geen assistent, maar een levenspartner waar Adam niet zonder kan. Zonder haar is hij niet compleet. Op de zevende dag rust God.

    Je ziet trouwens dat het scheppingsverhaal twee keer wordt verteld. In Genesis 1 ligt de focus bij God en krijg je het grote plaatje te zien. Genesis 2 is hetzelfde verhaal, maar dan ingezoomd op de mens.

    Die eerste mensen zijn aangesteld door God om zorg te dragen voor Zijn schepping. Een beetje zoals een koning een gouverneur aanstelt om over een bepaald gebied leiderschap uit te oefenen. Een goede, liefdevolle koning wil dat zijn gouverneur met dezelfde compassie regeert als hij dat doet. Aanvankelijk doen Adam en Eva precies wat er van hen wordt gevraagd. Hoe lang? Niemand weet het precies.

    In hoofdstuk drie verschijnt een mysterieus dier op het toneel, een slang. We weten niets van hem, behalve dan dat hij sluw is en blijkbaar in opstand is gekomen tegen God. Hij zorgde ervoor dat Adam en Eva tegen God zondigde.

    Hier lopen we direct tegen een probleem aan. Waarom zou een goede God een val zetten voor zijn schepselen? Als Hij alwetend is, dan had Hij toch kunnen voorzien hoeveel ellende dit zou veroorzaken?

    Dat klopt. Ik ga er vanuit dat God wist dat Adam en Eva op een dag in de fout zouden gaan door toedoen van de slang. Toch had God geen keus. Hij wilde geen robots zonder gevoel, verstand en liefde. Hij wilde mensen die van elkaar, van de wereld én van Hem konden houden. Als liefde het grootste geschenk is, dan wilde Hij dat niet voor hen achterhouden. Dus moest Hij de mens wel een vrije wil geven, want zonder vrije wil is er geen liefde. En je kunt alleen een vrije wil hebben, als je ook de keuze hebt iets fout te doen. Denk er maar eens over na: je kunt je liefde voor iemand alleen maar bewijzen als je ook de keuze hebt om ontrouw te zijn.

    Vandaar dat God één verleiding in de Hof van Eden (de tuin waar Adam en Eva woonden) neerzette: een boom met de vrucht van goed en kwaad. Dit waren geen magische vruchten die bovennatuurlijke kennis overdroegen. Als Adam en Eva van deze boom zouden eten, zouden ze voortaan zelf bepalen wat goed en kwaad was. Dan laten ze dat niet langer aan God over. Ze vertrouwden dan voortaan op zichzelf in plaats van op God.

    In Genesis 3 maakt de slang hier gebruik van. Hij spreekt met Eva, terwijl Adam naast haar staat. De slang belooft wijsheid. Adam en Eva worden aan God gelijk als zij de verboden vrucht eten, beweert hij. Eva trapt erin en neemt een hap van de vrucht. Adam grijpt niet in en eet zelf ook. Met één hap verliezen ze hun onschuld. Ze zijn ontrouw.

    Zie je hoe vanaf het eerste begin alles draait om de liefde die God wil geven, maar dat de mens uit zichzelf ontrouw is? Vanaf Genesis 3 tot het eind van de Bijbel in Openbaring 21 zien we hoe God werkt om die ene misstap van de mens ongedaan te maken en de relatie tussen Hem en de adam te herstellen. Er is een nieuwe Adam nodig. God belooft Adam en Eva dat die zal komen. Hij zal de kop van de slang verbrijzelen en zal er zelf door gebeten worden.

    Dit is de eerste aankondiging van de geboorte, het lijden, het sterven en de opstanding van Jezus, de tweede Adam.

    Na de zondeval

    Na de eerste zonde wordt het verhaal steeds tragischer. Adam en Eva mogen niet langer in de Hof van Eden wonen. Ze moeten werken om aan voedsel te komen. Bevallingen worden zwaar en pijnlijk. Hun eerste twee zonen, Kaïn en Abel, dienen God. Abel van harte, Kaïn omdat het moet en zijn offer wordt afgewezen. Uit afgunst vermoordt Kaïn zijn broertje.

    Het blijft niet bij dit ene geweldsincident. De mensen worden talrijker maar de zonde neemt ook toe. Er is veel geweld en onderdrukking. Het neemt zulke proporties aan dat God zegt spijt te hebben van Zijn creatie. Maar Hij herinnert zich Zijn belofte aan Adam en Eva: dat er ooit iemand zal komen die alles weer goed zal maken. Om die reden kiest hij een man uit die Hem wel trouw dient, Noach. (Noach betekent ‘rust’ of ‘troost’.)

    Noach bouwt volgens Gods aanwijzingen een ark, een driedeks schip zo’n 200 meter in lengte, 35 meter breed en 20 meter hoog. Op het land, terwijl het in die tijd volgens de Bijbel nog nooit had geregend. De aarde werd toen van onderaf bevloeid. Van elke diersoort (niet van elk dier!) gingen een mannetje en een vrouwtje aan boord. Dus waarschijnlijk één hondachtige, één katachtige enzovoort. En uiteraard alleen dieren die de ramp die ging komen niet zouden overleven.

    Want God had gezegd dat het ging regenen en dat de aarde zou overstromen. Weer die vraag van God aan de mens: vertrouw je mij? Noach, zijn vrouw, zijn zonen en hun vrouwen deden dat. Zij waren de enige acht mensen die de watermassa overleefden. Via hen begon God opnieuw. Deze zogeheten zondvloed deed God wel veel pijn. Hij beloofde nooit meer zoiets te doen. Na Noach vermenigvuldigde de mens zich opnieuw. Jezus zou duizenden jaren later geboren worden vanuit de geslachtslijn van Sem, de jongste zoon van Noach.

  • Lezen: Romeinen 3:19-31

    Yes! We gaan beginnen aan onze boeiende tocht door de Bijbel. In deze eerste week staan we stil bij de vraag ‘Wat is het goede nieuws?’

    Het Nieuwe Testament – het tweede deel van de Bijbel dat begint met Jezus – is in de eerste eeuw van onze jaartelling in het Grieks geschreven. Het Griekse woord voor ‘goed nieuws’ is evangelie. Nadat Jezus was opgestaan uit de dood en naar de hemel was teruggegaan droeg Hij zijn leerlingen op om het evangelie te verspreiden. Oftewel: iedereen moest het goede nieuws horen.

    Maar wat is dat goede nieuws dan? Dat is de centrale vraag die we gaan onderzoeken in dit leesplan, in de eerste plaats in de eerste vijf dagen. Als we begrijpen hoe bijzonder het goede nieuws is, dan begrijpen we God en onszelf beter en leren we om te leven zoals God dat heeft bedoeld.

    Als we volgens Gods plan leven wordt niet alleen God daar gelukkig van, maar wijzelf ook. Dat betekent overigens niet dat je een makkelijk leven zult hebben, waarin je alleen maar goede dingen overkomen. Jezus volgen is niet gemakkelijk. En christenen krijgen evengoed met lijden te maken. Maar er is wel een verschil met niet-christenen. Wij weten dat God bij ons is als we het moeilijk hebben.

    Oké, maar eerst dus de vraag: wat is het goede nieuws precies? Laten we een stukje lezen uit een brief die in de Bijbel staat. Het is een brief aan de christenen in Rome: de Romeinen. Deze brief is geschreven door Paulus. Paulus was ooit een christenhater. Hij liet de volgelingen van Jezus opsluiten, martelen en zelfs doden. Op een dag was hij onderweg naar een andere stad, toen Jezus plotseling vanuit de hemel tegen hem sprak. Hij vroeg aan Paulus: ‘Waarom vervolg je Mij?’

    Paulus schrok hier hevig van. Hij hield zich strikt aan alle wetten dus hij dacht dat hij God diende, maar nu bleek dat hij juist Gods vijand was. Hij had veel spijt van wat hij allemaal gedaan had en vanaf dat moment – ergens in de jaren dertig van de eerste eeuw – ging hij zich inzetten om het goede nieuws aan andere volken te vertellen.

    Jaren later maakte hij zich op voor weer een reis. Hij wilde de christenen in Rome bezoeken, maar dat zou nog even duren. Hij had echter gehoord van conflicten daar tussen de christenen onderling en daarom wilde hij hun een brief te schrijven. Zijn bedoeling was dat de Joden de niet-Joden zouden accepteren, en andersom.

    De Joden vonden dat de niet-Joden zich aan de wetten uit het Oude Testament moesten houden. De niet-Joden vonden juist dat de Joodse volgelingen van Jezus zich moesten realiseren dat die wetten niet meer nodig waren.

    Dat is een vrij ingewikkelde discussie en ik heb een leesplan waarin we deze kwestie helemaal analyseren. Dat gaan we nu niet doen. Met jou wil ik graag een maar een klein stukje uit deze brief lezen, omdat het evangelie hier in één vers wordt samengevat. We lezen het hele gedeelte, maar de vetgedrukte zin is het sleutelvers.

    Romeinen 3:19-31

    Wij weten dat de wet in alles wat hij zegt, spreekt tot degenen die onder de wet staan. En zo wordt ieder mens het zwijgen opgelegd en staat de hele wereld schuldig voor God. Daarom geldt geen mens voor Hem als rechtvaardig door de wet na te leven, want juist de wet leert ons de zonde kennen.

    Maar nu is Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, zichtbaar geworden buiten de wet om: God schenkt vrijspraak op grond van geloof in Jezus Christus, aan allen die geloven. En er is geen onderscheid. Want iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God, en iedereen wordt uit genade rechtvaardig verklaard, om niet, dankzij de verlossing door Christus Jezus.

    Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. Hiermee toont God zijn gerechtigheid, want in zijn verdraagzaamheid gaat Hij voorbij aan de zonden die in het verleden zijn begaan, om nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid te bewijzen: Hij laat zien dat Hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus gelooft.

    Kan iemand zich dan nog ergens op laten voorstaan? Dat is uitgesloten. Door welke wet? De wet die naleving eist? Nee, door de wet van het geloof. Ik heb u er immers op gewezen dat een mens door geloof wordt vrijgesproken, en niet door de wet na te leven.

    Is God soms alleen de God van de Joden en niet ook van de andere volken? Zeker ook van de andere volken, want er is maar één God, en Hij zal zowel besnedenen als onbesnedenen op grond van hun geloof rechtvaardig verklaren. Stellen wij door het geloof de wet buiten werking? Integendeel, wij bevestigen de wet juist.

    ‘Voor dit evangelie schaam ik mij niet’

    Helemaal aan het begin van zijn brief aan de christenen in Rome schrijft Paulus:

    Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken. (Romeinen 1:16)

    Paulus schaamt zich dus niet voor het goede nieuws, want – zegt hij – het is Gods reddende kracht voor iedereen die gelooft. God redt mensen dus DOOR het evangelie. Joden én niet-Joden. God wil iedereen redden. Daar is het goede nieuws voor bedoeld.

    In de tekst die we hebben gelezen, zegt Paulus het zo:

    ‘God schenkt vrijspraak op grond van geloof in Jezus Christus, aan allen die geloven.’

    Dus eerst heeft Paulus het over redding en dan over vrijspraak. Waar moeten we dan precies van worden gered? Waarvan moeten we worden vrijgesproken?

    De Bijbel vertelt een waargebeurd verhaal. Het is het verhaal van God en mens. Net als in ieder ander verhaal is er een probleem dat moet worden opgelost. Het probleem is volgens Paulus dat iedereen schuldig is tegenover God. We hebben allemaal weleens verkeerde dingen gedaan.

    Wie heeft er nog nooit gelogen? Of nog nooit iets gestolen? Of nooit iemand uitgescholden of in gedachten vervloekt? Wie heeft nooit overspelige gedachten gehad? Zo kun je een heel lijstje opnoemen.

    Misschien denk je nu: maar dat is toch niet zo erg? Er zijn mensen die veel ergere dingen hebben gedaan dan ik.

    Dat klopt. Wij zijn geneigd om onszelf met andere mensen te vergelijken, maar eigenlijk moeten we onszelf vergelijken met Gods standaard. En Hij heeft gezegd dat we geen overspel mogen plegen, zelfs niet in ons hart. Hij heeft gezegd dat we anderen geen kwaad mogen doen, zelfs niet in onze gedachten. We mogen niet liegen, niet stelen, niet kwaadspreken en ga zo maar door.

    Waarom dit zo’n groot probleem is, daar komen we nog uitgebreid op terug. Maar voor nu is het goed om te weten dat de Bijbel het probleem beschrijft in juridische termen. Oftewel: met woorden die je in een rechtbank zou horen.

    Onze zonden zijn uitgewist

    ‘Iedereen schiet tekort, iedereen staat schuldig voor God’, zegt Paulus dan ook tegen de Romeinse christenen. De Joodse volgelingen van Jezus probeerden zich nog zo goed mogelijk aan Gods wet te houden. Dat is op zich niet verkeerd, maar… het kon ze niet redden van de uitspraak ‘schuldig’.

    Wat was daar dan voor nodig, zowel voor hen als voor de niet-Joodse christenen? Dat je op een andere manier vrijgesproken kon worden. Buiten de wet om dus. En laat dat nu net het goede nieuws zijn…! Het goede nieuws is dat alle verkeerde dingen die we ooit hebben gedaan, al onze zonden, worden beschouwd als niet gedaan als we in Jezus geloven. Het is alsof de rechter een strafdossier zonder enige beschuldiging overhandigd krijgt! De velletjes papier waarop de aanklacht zou moeten staan, zijn wit als sneeuw.

    Wat is geloven?

    Het enige wat je hiervoor moet doen, is in Jezus geloven. Geloven in Jezus is meer dan de Bijbelse verhalen voor waarheid aannemen. Een mens kan geloven dat Jezus uit de dood is opgestaan, maar toch niet werkelijk geloven.

    Wat is dan de definitie van ‘reddend geloof’? Eigenlijk bestaat die uit twee elementen. Geloof is de som van vertrouwen en gehoorzaamheid. Vertrouwen betekent dat je gelooft dat Jezus voor jouw zonden is gestorven. Hij droeg de straf die wij hadden verdiend. Hij stierf in onze plaats. Door zijn dood zijn jouw zonden uitgegumd.

    Tenminste… als je je leven aan Jezus geeft. Dat betekent dat je Jezus wilt volgen, uit pure dankbaarheid voor wat Hij voor jou gedaan heeft. Je wilt voortaan voor Hem leven. Je gehoorzaamt Hem. Je doet zijn wil. Natuurlijk, je bent niet volmaakt en je maakt nog steeds fouten, maar je doet je best en waar je tekortkomt, daar vult Jezus aan.

    Je hoeft je eigen redding niet te verdienen. Dat kan niet eens. Als jij Jezus volgt en je staat later voor God, dan zal Hij niet jouw schulden zien, maar Jezus’ zuiverheid. Er is geen enkele reden voor angst. Jezus heeft jouw schulden al betaald.

    Hij houdt van jou en Hij is uit liefde voor God en uit liefde voor jou gestorven. Dat Hij uit de dood is opgestaan is het bewijs dat de overwinning is behaald. Jezus heeft alles voor je over. Vergeet dat nooit.

  • Hoi, welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Mijn naam is Jan Heijnen. Het is mijn passie om mensen zoals jou te helpen met het lezen, begrijpen en geloven van de Bijbel. Op BijbellezenmetJan.nl kun je boeken, cursussen en Bijbellees-challenges vinden. Oke, laten we met de aflevering beginnen.

    Je hebt het misschien al gemerkt aan de andere intro, maar we zijn begonnen met seizoen 4 van de Bijbellezen met Jan-podcast. Ik ga het weer iets anders doen dan voor de zomer. Ik wil graag elke week nieuwe afleveringen online zetten, maar ik heb gemerkt dat dit nog best wel een uitdaging is.

    Het is best bewerkelijk om een aflevering te schrijven, in te spreken, te monteren en dan online te zetten. Bovendien spreek ik al wekelijks diverse overdenkingen in voor mijn cursussen. Daarom dacht ik: wat als ik nu een cursus maak die ik gratis ter beschikking stel aan de luisteraars van mijn podcast?

    De keuze is gevallen op een serie overdenkingen die het evangelie toegankelijk moeten maken voor een breed publiek. In deze serie staat het goede nieuws centraal. Wat is dat goede nieuws? Hoe vertelt de Bijbel dit goede nieuws? Maar ook: is er dan soms slecht nieuws?

    Dit zijn allemaal vragen die uitgebreid aan bod komen in deze serie. Iedere maandag komt er een aflevering online.

    Maar er is nog iets. Ik heb ook gemerkt dat er nog steeds veel vraag is naar de audio-versie van mijn boek ‘De Bijbel in 1 Dag’. Hierin vat ik ieder Bijbelboek samen in ongeveer tien minuten.

    Als je mijn podcast al langer volgt, dan weet je misschien dat ik mijn podcast eerst ‘De Bijbel in 1 Dag’-podcast heb genoemd. Het eerste seizoen stond dus in het teken van dit boek en nog altijd zijn dit zeer populaire afleveringen. Maar ze zijn misschien wat moeilijker te vinden.

    Om die reden kies ik ervoor om deze afleveringen te gaan herhalen. Elke donderdag zal ik een aflevering publiceren uit de Bijbel in 1 Dag-serie.

    Samenvattend: wat kun je de komende tijd verwachten van de podcast? Elke maandag lezen we samen in de Bijbel. Ons thema is ‘Wat is het goede nieuws?’ En elke donderdag kun je luisteren naar een samenvatting van een Bijbelboek.

    Ik hoop dat deze afleveringen je tot zegen mogen zijn. Mocht deze manier van samen Bijbellezen je nu bevallen, dan raad ik je echt aan om één van de challenges te volgen waarbij je bijvoorbeeld een heel Bijbelboek samen met mij leest. Kijk maar eens op bijbellezenmetjan.nl/challenges. Ik garandeer je dat je een hoop nieuwe ontdekkingen doet.

    Nogmaals: bedankt voor het luisteren van deze podcast. Ik wens je veel zegen!

  • In deze aflevering ronden we onze lezing van de Filippenzen-brief af. Wil je meer van dit soort overdenkingen? Kijk dan eens op bijbellezenmetjan.nl/filippenzen.

    Transcriptie

    Dit is alweer dag 5 van deze korte Bijbellees-challenge. Ik hoop dat je er veel aan hebt. Voor mij is het alsof ik je een rondleiding geef door een prachtige stad die Bijbel heet, waarbij ik je de overzichtelijke wijk Filippenzen heb kunnen laten zien.

    Eerst zagen we hoe de Heilige Geest Paulus gebruikte om de kerk in Filippi te stichten. Het begon met de Aziatische zakenvrouw Lydia en de vrouwen die met haar samenkwamen om te bidden en de Bijbel te bestuderen. Daarna kwam een slavenmeisje tot geloof nadat ze was bevrijd door een demon, en het ging verder met de wrede bewaker die zich aan Jezus overgaf. Een onwaarschijnlijk begin van een prachtige gemeente.

    Uiteindelijk werden Paulus en zijn metgezellen de stad uit gejaagd, maar de kerk groeide door. Ze ondersteunden Paulus bij zijn zendingswerk en stuurden een medewerker, Epafroditus, toen Paulus in Rome onder huisarrest stond. Die nam allerlei dingen mee die Paulus weleens nodig kon hebben.

    Aangezien Epafroditus een tijdje ernstig ziek was geweest, stuurde Paulus hem terug met een bedankbrief. Daarin schreef hij hoe het met hem ging en dat de christenen in Filippi niet moesten wanhopen. Hij was ervan overtuigd dat hij spoedig vrij zou komen en hen zou kunnen bezoeken.

    Hoe dan ook, het werk van de Heilige Geest ging door. Velen kwamen tot geloof. En Paulus zelf? Die zou het liefst sterven om voor eeuwig bij Christus te zijn, maar hij weet dat zijn tijd nog niet is gekomen.

    Hij spoort de christenen aan om trouw te blijven aan Jezus en net zoals hij gefocust te zijn op de missie van Christus. Ze moesten dezelfde gezindheid hebben als die Jezus had. Hij liet zich niet voorstaan op Zijn koninklijke status, maar deed daar afstand van. Een radicale boodschap! De rijke is een slaaf, en de slaaf is een rijke. In Christus zijn we allemaal gelijk.

    Daarom roept hij op tot eenheid en zegt hij dat ze geen ruzie moeten maken over zaken als besnijdenis. ‘Neem afstand van mensen die een valse leer verspreiden’, zegt hij.

    Dat brengt ons bij het laatste hoofdstuk van de Filippenzenbrief. Hierin komen de eerdere thema’s weer terug. Let maar eens op hoe hij in het begin twee vrouwen aanspreekt die blijkbaar onenigheid hebben.

    Lees nu Filippenzen 4:1-23

    Dit hoofdstuk begint met een cruciaal woord, dat je in alle brieven in de Bijbel tegenkomt. Het is zo’n woord waar je makkelijk overheen leest, maar iedere keer als je het tegenkomt moet je eigenlijk je oren spitsen.

    ‘Daarom’, zegt Paulus. Dit woord verbindt het ene gedeelte aan het andere. Je kunt ook zeggen: het stuk vóór ‘daarom’ is de oorzaak van iets, het stuk daarna het gevolg.

    In hoofdstuk 3 heeft Paulus uitgelegd dat wij burgers van de hemel zijn (en dus niet van Rome, of als je het wilt vertalen naar onze tijd: van Nederland of België.). Wij moeten opzien naar Jezus, die onze Redder en Verlosser is.

    We hebben nu nog een sterfelijk lichaam, maar straks krijgen we een hemels lichaam dat niet meer kan sterven.

    En daarom – dus om DIE reden – roept Paulus de christenen in Filippi op om standvastig te blijven. Hij roept het beeld op van een soldaat die fier en waakzaam op zijn post staat. Ondertussen bemoedigt hij de christenen ook door hen zijn vreugde en erekrans te noemen. Je kunt ook zeggen: zijn blijdschap en zijn lauwerkrans.

    In de tijd van Paulus kregen atleten die iets wonnen zo’n krans op hun hoofd. In onze tijd krijg je een medaille. Dus Paulus is trots op de christenen. Ze zijn als een medaille die hij maar wat graag draagt.

    Twee partijen in de gemeente?

    Maar niet alles is koek en ei in Filippi. Hij spreekt twee vrouwen aan, Euodia en Syntyche, en vraagt hun om hun conflict te laten rusten. Misschien waren dit wel vrouwen die bij de Bijbelstudiegroep van Lydia hoorden toen Paulus haar voor het eerst ontmoette. En misschien leidden ze ondertussen beiden wel een eigen groep mensen in de kerk en was er sprake van partijvorming. Voor Paulus is eenheid in elk geval veel belangrijker dan de uitkomst van hun meningsverschil.

    Hij vraagt een zekere ‘Suzugos’ hen te helpen. In onze Bijbel is dit vertaald met ‘trouwe vriend’ of ‘metgezel’. Dat is inderdaad de betekenis van het woord, maar het is waarschijnlijker dat Suzugos de naam is van de persoon die de twee vrouwen moet helpen. Zij hebben immers trouw bijgedragen aan het verspreiden van het evangelie.

    Opvallend is ook dat Paulus spreekt over namen die in het boek van het leven staan. In het Bijbelboek Openbaring zien we dat er echt een boekrol in de hemel is met daarop de namen van alle mensen die bij Jezus horen. Als je oprecht in Jezus gelooft, staat jouw naam daar ook in!

    Paulus noemt dit even in een bijzin en gaat dan verder met zijn aansporingen. De Heer moet de vreugde blijven van de christenen. Vreugde in de Heer is het fundament van standvastigheid. Als je je voldoening in God vindt, ben je namelijk veel beter in staat om vriendelijk te zijn, om je geen zorgen te maken, en om dankbaar te zijn.

    In Christus kunnen wij alles aan

    Dit zijn kenmerken van mensen die op Christus vertrouwen. Wat de omstandigheden ook zijn, er zijn altijd redenen te vinden om God te danken. Ben je dankbaar, dan ervaar je een hemelse vrede die menselijkerwijs niet te verklaren is.

    Paulus is hier dan weer een voorbeeld van. Hij KAN geen gebrek lijden, want Christus geeft hem alles wat hij nodig heeft. Geen probleem is te zwaar, geen uitdaging te groot; in Christus kan hij alles aan. Kunnen WIJ alles aan.

    En zo is de brief mooi rond. Wat aan het begin voor Paulus gold – dat leven Christus is en sterven winst – geldt nu ook voor de christenen in Filippi, en ook voor ons. Ook wij zijn heiligen in Christus. Ook wij mogen het voorbeeld van Paulus en Epafroditus volgen. Ook wij mogen de gezindheid hebben die Jezus liet zien, en God eensgezind dienen en danken onder alle omstandigheden, want Hij is onze bron van vreugde.

    Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de vijf lessen waarin we hebben gekeken naar de brief aan de Filippenzen.

  • In onze serie over de Filippenzen-brief staan we stil bij hoofdstuk 3. Die bevat een boodschap voor alle mensen van alle tijden.

    Transcriptie

    Is de Bijbel nog relevant voor ons in de 21e eeuw? Uit onderzoek van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap blijkt dat slechts dertig procent van alle Nederlanders die vraag met ‘ja’ beantwoordt.

    Kijk je naar redenen om de Bijbel helemaal NIET te lezen, dan zeggen mensen dingen als ‘Ik zie geen aanleiding’, ‘Ik weet niet wat ik ermee kan’, ‘Het heeft geen waarde voor mijn leven’, ‘De Bijbel is niet meer van nu’ en ‘Het interesseert me te weinig’. Eigenlijk zeggen ze in andere bewoordingen allemaal hetzelfde: de Bijbel is niet relevant.

    Hoe kan dat? Het heeft er voor een groot deel mee te maken dat mensen niet weten hoe ze de Bijbel moeten lezen en interpreteren. Neem nou de brief aan de Filippenzen. Die brief is al tweeduizend jaar oud. Hij is geschreven door iemand in een heel andere cultuur en tijd, en gericht aan mensen die ook al heel lang niet meer leven. Zij hadden totaal andere problemen en uitdagingen dan wij.

    Waarom zou deze brief ons nog wel wat te zeggen hebben?

    Eigenlijk moeten we het zo zien. Stel dat ik ergens een brief zou vinden die mijn grootouders hebben ontvangen van een geloofsheld zoals Corrie ten Boom (die Joden onderdak bood in de Tweede Wereldoorlog en tijd in een concentratiekamp zat) of Anne van der Bijl (die Bijbels smokkelde naar vervolgde christenen). Of misschien wel een brief van Dietrich Bonhoeffer uit de gevangenis (een Duitse predikant die werd gefusilleerd omdat hij zich uitsprak tegen Hitler).

    Zo’n brief is niet aan mij geschreven, maar aan mijn grootouders. Hij is echter geschreven door iemand die een zeer nauwe band met God onderhield en die door de Heilige Geest op een krachtige manier werd gebruikt. Alleen daarom al zou ik zo’n brief zeker nauwgezet bestuderen.

    Hoewel Corrie ten Boom, Anne van der Bijl en Dietrich Bonhoeffer hun werk in een heel andere tijd deden, zou ik er zeker van kunnen leren. Zou ik precies begrijpen wat ze allemaal schreven en alles een-op-een overnemen?

    Nee, dat niet. Misschien zaten mijn opa en oma wel in een bepaalde situatie en kregen ze daar specifiek advies over.

    Het gekke aan het lezen van de brieven in de Bijbel is dat we de post van een ander lezen. Natuurlijk was het de bedoeling dat de brief aan de Filippenzen niet alleen door de christenen in Filippi zou worden gelezen. Dit soort brieven werd overgeschreven en verspreid onder andere huiskerken. Toch blijft overeind dat de brief niet primair aan ons is gericht. Wij lezen mee.

    Je zou het ook anders kunnen zien. Het is alsof we met een telefoongesprek meeluisteren. We krijgen alleen mee wat één van beide bellers zegt. Wat er aan de andere kant van de lijn wordt gezegd, dat horen we niet.

    In de Bijbel lezen we de brief van Paulus aan de kerk in Filippi, maar niet wat zij aan hem schrijven. Dit maakt het lastig om de situationele context te begrijpen. Wat speelde er precies?

    Hier gaan we in Filippenzen 3 iets van proeven. Laten we dit nu eerst gaan lezen.

    Lees nu: Filippenzen 3:1-21

    Zie je wat ik zojuist zei over de situatie in Filippi? Als ik het goed heb, is dit de enige brief van Paulus in het Nieuwe Testament die geen enkele vermaning bevat. Maar hij waarschuwt de christenen wel. Blijkbaar was er een discussie of zelfs een bedreiging gaande over de besnijdenis.

    Wie zijn de ‘honden met hun kwalijke praktijken’? Dat weten we niet exact. Omdat Paulus vervolgens fel uithaalt naar mensen die blijkbaar de besnijdenis van mannen promoten, is het waarschijnlijk dat hij een groep Joden bedoelt die eisen dat mannen die de God van Israël willen volgen zich moeten laten besnijden.

    Misschien noemen zij zich ware Israëlieten, maar ze hebben niets voor op de oude apostel Paulus. Die heeft zich immers ook laten besnijden en hij heeft zich altijd strak aan Gods wetten gehouden. Maar dat geeft hem geen enkel voordeel. ‘Het enige waar je trots op kunt zijn, is dat je bij de Christus hoort’, zegt hij.

    Bij ons speelt zo’n discussie over de besnijdenis niet, vooral omdat Paulus en de andere apostelen zo duidelijk uitleggen dat die niet meer nodig is. Toch is wat Paulus zegt relevant voor onze tijd.

    ‘Alles is afval’

    Want de Joden die Christus volgden, lieten zich voorstaan op hun afkomst en het feit dat zij zich aan Gods wetten hielden. Ook in ons leven kunnen er omstandigheden zijn waardoor wij ons verheven voelen boven anderen. Ook dan moeten wij ons realiseren dat er maar één ding is waar we echt trots op mogen zijn: dat we door Jezus zijn gered.

    ‘Al het andere is verlies’, zegt Paulus. Afval eigenlijk. Je diploma? Je baan? Je succes? Je sportieve prestaties? Je geld? Allemaal vuilnis.

    Wat doe je met vuilnis? Weggooien. Niet omdat je pas dan acceptabel bent in Jezus’ ogen. Dat heeft er niets mee te maken. Maar Paulus is zo radicaal. Hij geeft alles op, zodat hij zich voor de volle honderd procent kan inzetten voor Jezus.

    Je ziet hoe gericht hij is op Jezus. Hem de eer geven, dat is Paulus’ doel. Vergeleken met de schoonheid van de Messias kennen, is alles gelijk aan afval.

    Toch heeft Paulus niet alles wat hij had en bezat echt weggegooid. Hij bedoelt het niet letterlijk. Wat hij bedoelt en in praktijk brengt is dat hij al zijn bezittingen, al zijn gaven en al zijn talenten inzet voor Jezus.

    Een burger in het hemelse koninkrijk

    Weet je nog wat hij in hoofdstuk 1 zei? ‘Leven is Christus.’ Dat is het voorbeeld dat wij mogen volgen. Met dezelfde gerichtheid op onze Redder als Paulus mogen wij God dienen.

    Het doet Paulus verdriet dat veel mensen – zelfs mensen die God volgen – liever bezig zijn met aardse verlangens dan met de Christus.

    ‘Maar,’ zegt Paulus, ‘wij hebben ons burgerrecht in de hemel.’ Dat is een pikante uitspraak. Hij schrijft dit aan christenen in een Romeinse stad. De meeste inwoners van deze stad zijn er bijzonder trots op dat zij deel uitmaken van het ‘eeuwige en beschaafde’ Romeinse Rijk.

    Maar ook dat is afval, weet Paulus. Zelfs het Romeinse staatsburgerschap biedt je geen voordeel. Nee, wij zijn burgers van de hemel. Onze normen en waarden zijn anders. Wij dienen de Koning van de hemel. Ooit zullen we bij Hem wonen. Dat is een boodschap die relevant is voor alle mensen van alle tijden.

  • We gaan weer verder met de Filippenzen-brief. In de eerste aflevering stonden we stil bij de geboorte van de kerk in Filippi. Daarna lazen we hoofdstuk. Vandaag is hoofdstuk 2 aan de beurt en die bevat een krachtige oproep.

    Transcriptie:

    Het eerste hoofdstuk van Filippenzen eindigt met een oproep tot eenheid. Waarom? Omdat God dan maximale eer en glorie krijgt. Wij zegenen God als we Hem groot maken.

    Heb jij moeite met die laatste zin? Veel mensen wel. De waarheid is dat velen het geloof vaarwel zeggen omdat ze God egoïstisch vinden. ‘Waarom wil Hij dat alles om Hem draait?’

    Wat ze eigenlijk zeggen, is: ‘Waarom draait het niet gewoon om mij?’ Dat brengt ons terug bij de allereerste keer dat de mens zondigde. In de tuin van Eden kozen Adam en Eva ervoor om Gods enige verbod – om niet te eten van die ene boom – te negeren. Ze bepaalden liever zelf wat goed voor hen is. Ze deden liever hun eigen wil dan Gods wil. Ze wilden op gelijke hoogte komen met God.

    En waarom bouwden de inwoners van Babel een hoge toren? Om hun eigen naam te vestigen. Het ging ze niet om Gods naam.

    Maar een schepsel kan nooit op gelijke hoogte komen met zijn schepper. Stel dat ik een schilderij maak van een prachtige tuin en daarin twee mensen teken, en de personen in dat schilderij beschouwen zich als gelijkwaardig aan mij, de schilder. Dat is vanuit het perspectief van de schilder, op z’n zachtst gezegd, vreemd.

    Heb ik hen niet gemaakt? Weet ik niet wat het beste is voor hen? Als ze mij mijn gang laten gaan, dan maak ik het schilderij nog veel mooier. Dan zullen ze voor altijd gelukkig zijn, in mijn nabijheid. In plaats daarvan kiezen ze ervoor het schilderij zelf kapot te maken en trekken ze zich niets aan van de schilder.

    Deze vergelijking gaat natuurlijk mank. Wij kunnen de figuren in een schilderij niet tot leven wekken. Toch moet God het zo ongeveer weleens voelen voor God.

    Paulus wist dat wij volmaakt gelukkig zullen zijn en eeuwig mogen leven als we ons weer naar de wil van onze Maker voegen. Hij wist dat in Gods koninkrijk alles anders werkt. Als wij ons onderwerpen aan God, zal Hij ons verhogen.

    Daarom spoort hij de christenen in Filippi aan om God centraal te zetten in alles wat ze doen. Dat begint bij het bewaren van de eenheid in de gemeente. Laten we lezen wat Paulus hierover schrijft.

    Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. In het eerste deel gaat het over de eenheid bewaren en op Jezus Christus lijken, in het tweede over Timoteüs en Epafroditus.

    We beginnen met het thema eenheid. Laten we deze tekst goed op ons laten inwerken. Stel: je bent een inwoner van de Romeinse kolonie Filippi.

    Dan hoor je bij een samenleving waarin meer dan negentig procent van de bevolking de tien procent van de elite moet dienen. Want die belangrijke mensen bepaalden alles. De rest had niets te vertellen. Die waren praktisch rechteloos. De sociale verschillen waren dus immens. Als rijke had je slaven die dag en nacht voor jou klaarstonden.

    Maar dan ging je eens in de week naar de christelijke samenkomst in een huiskerk, en daar was opeens iedereen gelijkwaardig. Het kon zelfs zo zijn dat de slaaf, die de hele week jouw drinken inschonk, nu door jou moest worden bediend.

    Dus wat Paulus aan de Filippenzen schrijft, is heel radicaal! Sta je onderaan de maatschappelijke ladder, dan zegt Paulus tegen je: ‘Wees niet afgunstig, wees één met je meester(es)’. En behoor je tot de elite, dan onderwijst hij: ‘Kijk niet neer op je dienaar, wees één met hem of haar’.

    Christus Jezus is daarbij het ultieme voorbeeld, want Hij behoorde pas echt tot de elite! Hij was een hemelse Koning, die er VRIJWILLIG voor koos om afstand te doen van Zijn privileges en koninklijke status. Hij werd een slaaf, een dienaar. Sterker nog: God werd mens, en als mens was Hij gehoorzaam aan God. Hij liet zichzelf doden omwille van Zijn Vader en omwille van ons.

    Dit is de gezindheid die Christus’ volgelingen zouden moeten hebben, of ze nu rijk of arm zijn, machtig of machteloos. ‘Wees als Jezus’, zegt Paulus eigenlijk. ‘Voel als Hij, denk als Hij, doe als Hij. Het draait niet om jezelf. Dien God door de ander te dienen.’

    Een ander voorbeeld: Epafroditus

    Vervolgens gaat Paulus verder op dit thema door uit te leggen dat hij Timotheüs zo gauw mogelijk naar Filippi zal sturen om de kerk daar tot zegen te zijn. Epafroditus keert nu al terug, met de brief aan de Filippenzen in zijn hand.

    Paulus noemt hem een voorbeeld van alles voor de Christus over hebben. Hij heeft zich belangeloos voor Paulus ingezet. Hij wil terug naar Filippi om te laten zien dat het goed met hem gaat na zijn ziekte.

    Soms is het volgen van Jezus te hoog gegrepen. Hoe kunnen wij zijn zoals de Man die zowel God als mens was?

    Dan zijn er gelukkig ook nog menselijke voorbeelden om te volgen. Epafroditus deed niets bijzonders. Hij cijferde zichzelf weg en was er voor de ander.

  • In deze aflevering lezen we hoofdstuk 1 van de Filippenzen-brief. Wil je meer van dit soort overdenkingen? Kijk dan eens op bijbellezenmetjan.nl/challenges.

    Transcriptie:

    Hoe ben jij gewend om de brieven in het Nieuwe Testament te lezen? Veel christenen vinden dit misschien wel de makkelijkste teksten. Ze zijn redelijk to the point, ze zijn vaak praktisch, ze zijn gericht aan jou (zo lijkt het) en als je even zoekt, vind je altijd wel een vers dat je aanspreekt.

    Zeker in een brief als die aan de Filippenzen, waar alleen maar positieve woorden in staan en waarin je zo veel prachtige verzen kunt vinden, die wij graag op T-shirts, koffiemokken en Instagramposts zien staan. Krachtig, bemoedigend, troostend.

    Een van de manieren waarop je het Bijbelboek Filippenzen kunt lezen is dan ook met de ‘verzen-safari’: je zoekt de meest inspirerende regels op en gaat daarover mediteren.

    Is dat fout? Nee, dat is niet verkeerd. Het is een van de methodes waarop de Bijbel tot je hart en je verstand kan spreken. MAAR… er is nog zo veel meer uit te halen.

    Wil je een brief in de Bijbel echt doorgronden, dan moet je daar op drie niveaus naar kijken:

    1. De verhaalcontext: waar bevinden we ons in het verhaal van de Bijbel?

    2. De culturele context: in welke taal en cultuur is de brief opgesteld?

    3. De situationele context: wat waren de specifieke omstandigheden van zender en ontvanger?

    De komende dagen gaan we hier dieper op in, want ik wil nu graag naar de Bijbeltekst van vandaag toe. Maar laat me heel kort de achtergrond schetsen.

    Zoals we gisteren zagen, zitten we in de periode waarin het evangelie over de aarde wordt verspreid via de christenen door het werk van de Heilige Geest (dit begon met Petrus, Paulus en de andere volgelingen die Jezus hadden meegemaakt en gaat nog steeds door).

    Filippi was een Romeinse kolonie in Macedonië. De inwoners namen steeds meer gewoontes, gebruiken en afgoden over van de Romeinen. Hun stad werd steeds Romeinser.

    Nadat Paulus de kerk in Filippi had gesticht, bleef deze kerk hem ondersteunen. Ook toen Paulus gevangenzat in Rome. (Hij was onder huisarrest geplaatst en kon gelukkig wel bezoek ontvangen.) Ze hadden een inzameling gedaan voor spullen die hij nodig had en stuurden een van hun trouwe leden, Epafroditus, naar Paulus om hem bij te staan.

    Paulus stuurde de brief die we zo gaan lezen naar de christenen in Filippi om hen te bedanken voor hun steun, om hen moed in te spreken over zijn gevangenschap, en om te zeggen dat hij Epafroditus terug naar huis stuurde. NIET omdat die zijn werk niet goed had gedaan, maar omdat hij ernstig ziek was geweest.

    Lees nu Filippenzen 1:1-30

    Je hebt vast al mooie verzen gelezen of gehoord. Laten we nu kijken naar de grote lijn. Zoals gebruikelijk in die tijd begint Paulus met een introductie en een dankwoord. De Filippenzen zijn Paulus’ trouwste bondgenoot geweest. Altijd hebben ze hem geholpen en God trouw gediend.

    Hij weet zeker dat God het werk van verlossing dat Hij in hen is begonnen, ook zal volbrengen. Dit is dus net zo goed een zekerheid voor ons: als wij eenmaal oprecht tot geloof komen, dan leeft Gods Geest in ons. Het werk van de verlossing is begonnen en zal worden voltooid op de dag dat Jezus ons ophaalt om voor eeuwig bij Hem te zijn. Dit is meer dan een belofte. Het is een zekerheid.

    Wat moeten wij doen tot die tijd? Groeien in liefde, goed doen aan anderen.

    Waarom? Om God te eren.

    In alles zie je dat dit is wat Paulus drijft en wat ons ook zou moeten drijven: de eer van God.

    De hemel daalt neer in de gevangenis

    Ondertussen zit Paulus wel gevangen en kan hij zijn werk om het evangelie te verspreiden niet voortzetten. Toch? Paulus ziet dit anders. Hij ziet Gods Geest om zich heen aan het werk, zelfs in het centrum van de afgoderij, in Rome, zelfs door mensen die evangeliseren omdat ze een hekel hebben aan Paulus. Blijkbaar was dat gaande.

    Maar Paulus is niet geïnteresseerd in dat soort discussies. Jezus wordt verheerlijkt, daar gaat het hem om.

    Dit is ook waarom Paulus het liefst zou sterven: dan zou hij voor eeuwig bij Hem zijn. Maar hij weet dat zijn tijd nog niet is gekomen. Sterven mag dan winst zijn, leven is Christus. Dat betekent dat Paulus in heel zijn doen en laten de opgestane Jezus de eer wil geven.

    De brief aan de Filippenzen is niet uit de hemel komen vallen. Paulus schreef deze brief terwijl hij in huisarrest zat. Maar hij bekijkt de wereld om hem heen vanuit een hemels perspectief.

    Daarom roept hij ook op tot eenheid, want God wordt het meest gediend als Zijn kinderen één van hart en één van geest zijn. ‘God heeft ons zo veel genade gegeven’, zegt Paulus feitelijk. ‘Die genade is niet alleen dat wij geloof hebben, maar zelfs dat wij mogen lijden omwille van Hem.’

    Maar voor nu: ik hoop dat je ziet hoe Paulus, die in moeilijke omstandigheden wordt vastgehouden, geleerd heeft boven die omstandigheden uit te stijgen. Hij bekijkt de wereld niet door een roze bril, maar door de ogen van Jezus. Vanuit eeuwigheidsperspectief.

    Onze tijd op aarde is kort. Laten we ons best doen om die tijd te laten tellen, door in alle omstandigheden op Jezus te vertrouwen en Hem de eer te geven.

  • Welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Zoals je weet, is het mijn doel om jou te helpen de Bijbel te lezen, te begrijpen en te geloven.

    Daarom wil ik in de podcast graag mijn serie over de brief aan de Filippenzen met je delen. Dit is een 5-dagen challenge, waarbij ik mensen uitdaag om eens vijf dagen achter elkaar in de Bijbel te lezen. Voor de één is dit makkelijk, voor de ander best een uitdaging.

    Maar het is uiteraard geen competitie. Iedereen leidt zijn eigen leven en heeft met zijn eigen omstandigheden te maken.\

    Gedurende deze challenge leg ik niet alleen uit wat Paulus wil zeggen maar vertel ik je ook hoe je eigenlijk de brieven in de bijbel moet lezen.

    In de podcast zal ik 5 weken lang elke week een aflevering publiceren over de Filippenzen-brief. We beginnen echter met de geboorte van de kerk in Filippenzen. Die wordt beschreven in Handelingen 16.

    Kun je niet wachten? Kijk dan op Bijbellezenmetjan.nl/5dagen en schrijf je in voor deze gratis challenge.

  • Doe mee aan de Bijbellees Challenge 'Een wandeling met Matteüs': bijbellezenmetjan.nl/matteus.

    Transcriptie

    Als Jezus voor je staat, gaat je masker af

    Hoi en welkom bij weer een aflevering van de Bijbellezen met Jan-podcast. Ik wil jou als luisteraar graag bedanken, want dankzij jou kan ik dit werk blijven doen. Ik mag me dagelijks in Gods Woord verdiepen en de lessen die ik leer weer met jou en met anderen delen.

    Ik ben erg dankbaar, want ik heb afgelopen week naar de statistieken gekeken en gezien dat de podcast inmiddels meer dan 200.000 downloads heeft gehad in de afgelopen twee jaar. Dat is echt geweldig. Om je te bedanken, geef ik aan het eind van deze aflevering iets weg. Dat dus straks.

    Maar nu eerst… de afgelopen weken hebben we stil gestaan bij de gelijkenissen die Jezus vertelt in het evangelie van Matteüs.

    Zoals je wellicht weet, maak ik met een grote groep mensen op dit moment een virtuele wandeling door het leven van Jezus met Matteüs als reisgids. Deze Bijbellees-challenge bestaat uit dagelijkse overdenkingen uit het Matteüs-evangelie. Hierin doen we veel ontdekkingen.

    Eén daarvan wil ik nu graag met je delen. Het is namelijk iets wat je altijd in het achterhoofd moet houden bij het lezen van de evangeliën. Of het nu gaat om Matteüs, om Marcus, om Lucas of om Johannes, deze vier schrijvers hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen: ze willen aantonen dat Jezus de Messias en de Zoon van God is en ze willen dat we voor Hem kiezen.

    Dat betekent in de evangeliën telkens twee vragen centraal staan: ‘Wie is Jezus?’ en ‘Hoe reageer je op Hem?’

    We moeten niet vergeten dat de schrijvers van het evangelie heel veel materiaal hadden om uit te kiezen. Welke verhalen zouden ze wel vertellen over Jezus en welke niet? Ze hebben hier heel bewust over nagedacht en natuurlijk zijn ze geïnspireerd door de heilige Geest. Dat staat voor mij als een paal boven water, want deze geschriften zijn briljant opgebouwd.

    De verhalen die ze hebben gekozen, draaien dan ook telkens om de vraag: ‘Wie is Jezus?’ Ze laten Jezus in actie zien en ook hoe de mensen op Hem reageren. Sommigen geloven in Hem, anderen wijzen Hem af en weer anderen zijn onverschillig. Zo zijn de andere mensen in de evangeliën als een spiegel voor ons. Met wie kunnen wij ons identificeren?

    Ik wil graag met je kijken naar het verhoor van Jezus in het Matteüs-evangelie. Hieraan voegt Matteüs ook het verraad van Petrus toe en zo worden twee typen mensen tegenover elkaar gezet: farizeeërs tegenover een leerling van Jezus.

    Wat hebben ze gemeen met elkaar? Ze kijken naar Jezus en Jezus kijkt naar hen. En wat blijkt? Als je voor Jezus staat, gaat je masker af. Dan word je ware identiteit onthult.

    De maskers gaan af

    Mensen zeggen wel eens dat je in een crisis laat zien wie je echt bent. Ben je echt zo dapper als je zelf zegt of toch een angsthaas? Pas in een gevaarlijke situatie blijkt welke van de twee je bent.

    In de tekst die we zo gaan lezen, komen we in een crisis terecht. Jezus wordt voorgeleid aan het Sanhedrin, de hoogste leiderschapsraad in het Israël van de eerste eeuw. Deze bestaat voornamelijk uit sadduceeën en farizeeën. Het is een verzameling schriftgeleerden en hogepriesters. Stuk voor stuk zijn ze geestelijk leiders.

    In het schouwspel dat volgt gaan de maskers af. De Joodse leiders laten zien wie ze werkelijk zijn en Jezus getuigt over Zijn eigen identiteit. Ondertussen wacht Petrus buiten en wordt ook hem een vraag gesteld. ‘Hoor jij ook bij Jezus uit Nazaret?’

    Matteüs 26:57-75

    De mannen die Jezus gevangengenomen hadden, leidden Hem voor aan Kajafas, de hogepriester bij wie de schriftgeleerden en de oudsten bijeengekomen waren. Petrus volgde Hem op een afstand tot op de binnenplaats van het huis van de hogepriester; daar ging hij tussen de knechten zitten om te zien hoe het zou aflopen.

    De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden Jezus met behulp van een valse getuigenverklaring ter dood te veroordelen, maar dat lukte hun niet; hoewel zich vele valse getuigen meldden.

    Ten slotte meldden er zich twee die zeiden: ‘Die man heeft gezegd: “Ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen weer opbouwen.”’ De hogepriester stond op en vroeg Hem: ‘Geeft U geen antwoord op wat deze getuigen tegen U inbrengen?’

    Maar Jezus bleef zwijgen.

    De hogepriester zei: ‘Ik bezweer U bij de levende God: zeg ons of U de messias bent, de Zoon van God.’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het. Maar Ik zeg tegen u allen hier: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en Hem zien komen op de wolken van de hemel.’

    Hierop scheurde de hogepriester zijn kleren en hij riep uit: ‘Hij heeft God gelasterd! Waarvoor hebben we nog getuigen nodig? U hebt nu zelf zijn godslastering gehoord. Wat denkt u?’ Ze antwoordden: ‘Hij is schuldig en verdient de doodstraf!’ Daarop spuwden ze Hem in het gezicht en sloegen Hem. Anderen stompten Hem en zeiden: ‘Profeteer dan maar eens voor ons, messias, wie is het die Je geslagen heeft?’

    Petrus zat buiten, op de binnenplaats. Er kwam een dienstmeisje naar hem toe, dat zei: ‘Jij hoorde ook bij die Jezus uit Galilea!’ Maar hij ontkende dat met klem, zodat allen het konden horen: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’

    Toen hij wegliep naar het poortgebouw, zag een ander meisje hem. Ze zei tegen de omstanders: ‘Die man hoorde bij Jezus van Nazaret!’

    En opnieuw ontkende hij en zwoer: ‘Echt, ik ken de man niet!’

    Even later kwamen de omstanders naar Petrus toe, ze zeiden: ‘Jij bent wel degelijk een van hen, trouwens, je accent verraadt je.’

    Daarop begon hij te vloeken en te zweren: ‘Ik ken die man niet!’ En meteen kraaide er een haan. Toen herinnerde Petrus zich wat Jezus gezegd had: ‘Nog voor de haan gekraaid heeft, zul jij Mij driemaal verloochenen.’ Hij ging naar buiten en huilde bitter.

    Hogepriester tegen hogepriester

    De mannen die Jezus hebben opgepakt in de tuin van Getsemane brengen hem direct naar het huis van Kajafas, de hogepriester van Israël. Aäron, de broer van Mozes, was de allereerste hogepriester geweest. Het was de taak van de hogepriester om op te treden als bemiddelaar tussen God en het volk.

    Elk jaar op de Grote Verzoendag nam de hogepriester de zonden van het volk met zich mee en plaatste ze symbolisch op twee bokken. De ene bok werd geofferd, de ander (de zondebok) werd de woestijn ingestuurd.

    De hogepriester mocht als enige ook de urim en thummin gebruiken. Dit waren stenen die wel wat leken op dobbelstenen. Ze werden gebruikt om de wil van God vast te stellen. De hogepriester werd dus geraadpleegd als het volk de wil van God wilde weten.

    En uitgerekend deze man, die de erfenis van Mozes en Aäron moest bewaken, die de wil van God moest kennen en die de bemiddelaar was tussen God en mens, hij speelt een zeer discutabele rol.

    Jezus krijgt namelijk een showproces. Er kunnen geen getuigen worden gevonden die met bewijzen tegen Jezus komen en uiteindelijk worden twee mannen aan het woord gelaten die overduidelijk liegen.

    Dit valse getuigenis wordt gebruikt om Jezus uit de tent te lokken. Maar Jezus zwijgt, precies zoals Jesaja al had voorspeld.

    De ironie is dat tijdens deze poppenkast de maskers van de Joodse leiders afvallen. Ze zijn niet zo integer als ze zich doen voorkomen. Ze zijn laf en door en door gemeen. Ze doen er alles aan om een onschuldig persoon uit de weg te ruimen, omdat hij een bedreiging is voor hun positie.

    Kajafas doet hier aan mee. Hij, die het woord van God zou moeten profeteren, probeert Jezus in de val te lokken. Johannes beschrijft overigens in zijn evangelie hoe Kajafas wel degelijk profeteerde. Hij zegt in Johannes 11 dat het beter is dat één man sterft dan dat het hele volk verloren gaat. Daarmee duidt hij exact aan waarom Jezus werkelijk moest sterven.

    Als Kajafas zich niet opstelt als de ware hogepriester van Israël, wie is dat dan wel? De Bijbel geeft het antwoord. In Hebreeën wordt Jezus vergelijken met de hogepriester. Hij is de ware Hogepriester, want Hij kent de wil van God door en door en doet deze ook. Hij is de werkelijke opvolger van Mozes en Aäron. Hij is de werkelijke bemiddelaar tussen God en mens die de zonden van de wereld op zich neemt.

    De dag waarop Jezus werd gekruisigd, is de werkelijke Grote Verzoendag.

    Jezus getuigt over zijn eigen identiteit

    Kajafas is zichtbaar gefrustreerd dat Jezus niets zegt en stelt Hem op de man af de vraag of Hij de Messias of de Zoon van God is. Eindelijk doet Jezus Zijn mond open:

    ‘U zegt het. Maar Ik zeg tegen u allen hier: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en Hem zien komen op de wolken van de hemel.

    Jezus zegt niet ronduit: ‘Ja, Ik ben de Messias’ of ‘Ja, Ik ben de Zoon van God’. Hij spreekt, zoals Hij dat wel vaker deed, in de derde persoon over zichzelf. Hij gebruikte de titel ‘de Mensenzoon’ regelmatig voor zichzelf.

    Kajafas grijpt zijn kans. Hij scheurt zijn kleren als teken van schijnbare verontwaardiging en roept uit: ‘Hij heeft God gelasterd!’

    Hij bevestigt hiermee dat Jezus heeft gezegd dat Hij de Messias is en de Zoon van God.

    Maar Jezus doet meer dan getuigen over wie Hij is. Hij waarschuwt de hogepriester en de aanwezigen door te wijzen op het moment waarop de Mensenzoon zal komen om recht te spreken. ‘Kies aan welke kant je staat’, zegt Jezus eigenlijk.

    Dat doen ze. De aanwezigen kiezen in grote meerderheid voor de hogepriester Kajafas, niet voor de werkelijke Hogepriester Jezus. Ze bespotten Jezus en slaan de Zoon van God, precies zoals Jezus in Zijn gelijkenissen al had aangekondigd.

    De identiteit van Pe...

  • Hoi, en welkom bij deze speciale aflevering van de Bijbellezen met Jan-podcast. Een speciale aflevering omdat ik het vandaag niet alleen doe. Ik heb namelijk een gesprek met Annechien Willering, schrijver van het boek ‘Het avontuur dat leven heet’.

    Annechien en ik kennen elkaar al jaren, omdat we beiden hebben gewerkt voor een organisatie die zich inzet voor vervolgde christenen. Ons gesprek ging echter over dat bijzondere boek dat ze heeft uitgebracht.

    Zoals gezegd, de titel is ‘Het avontuur dat leven heet’. Het woord boek doet hier eigenlijk geen recht aan, want het is eigenlijk een kunstwerk. Het bevat weinig tekst, maar de tekst die het bevat, heeft een poëtische schoonheid. Ieder woord is krachtig. Daarnaast zijn er prachtige illustraties van Janneke Lekkerkerker in opgenomen zodat het verhaal nog meer tot leven komt.

    Dit kunstwerk vertelt het verzonnen levensverhaal van een man op leeftijd die regelmatig bij de supermarkt staat. In het boek wordt teruggeblikt op een leven dat bijna voorbij is. Het hele boek ademt de sfeer van het Bijbelboek Prediker en juist daarom leek het me mooi om met Annechien in gesprek te gaan over haar boek, over Prediker en over het avontuur dat leven heet.

  • Doe ook mee aan de Bijbellees-challenge 'Een wandeling met Matteüs'. Je kunt hier alle informatie vinden: https://bijbellezenmetjan.nl/matteus.

    Transcriptie

    Hoi, en welkom terug bij de Bijbellezen met Jan-podcast. In de vorige aflevering keken we naar het moment waarop Jezus van strategie verandert. Hij vertelt nog steeds over het koninkrijk van de hemel, maar opeens Hij in dit in de vorm van verhalen.

    Die verhalen noemen we gelijkenissen. In een gelijkenis wordt een geestelijke werkelijkheid uitgelegd aan de hand van een aards voorbeeld. In de vorige aflevering van de podcast hebben we de gelijkenis van de zaaier besproken. Ik wil je nu graag laten horen welke gelijkenissen Jezus hierna vertelde.

    Deze overdenking komt uit mijn module ‘Een wandeling met Matteüs’. Ik deel dit omdat het zo mooi is om te zien dat Jezus niet zomaar verhaaltjes vertelt. Er zit echt een vooruitgang in. Wat ik daarmee bedoel, dat hoor je in het vervolg.

    Wat onkruid lijkt, kan ook graan zijn

    De gelijkenissen in Matteüs 13 zijn een commentaar op de verhalen die hieraan vooraf gingen. Daarin zagen we mensen die voor Jezus kozen, mensen die leken te twijfelen en mensen die ronduit vijandig waren tegen Jezus.

    De verhalen die Jezus vervolgens vertelt gaan over het koninkrijk van de hemel, over de mensen daarin, maar ook over de rol van de kwade machten en de rol van God.

    De gelijkenis van de zaaier en de bodem gaat over het begin van het koninkrijk. Dat wordt weergegeven als een zaaier die zaad strooit op verschillende vormen van ondergrond. Het zaad is Gods woord en de bodemsoorten staan symbool voor het hart van de mens. Het hart kan hard zijn, te bezorgd, te oppervlakkig of juist ontvankelijk voor de boodschap.

    In de andere gelijkenissen in Matteüs 13 gaat het over de groei van het koninkrijk en tot slot over de waarde en de oogst van het koninkrijk. Laten we nu lezen over het zaad en het onkruid, en enkele andere korte gelijkenissen.

    Matteüs 13:24-43

    Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand giftig onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer.

    Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid tevoorschijn. De knechten kwamen de heer des huizes vragen: “Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?”

    Hij antwoordde: “Dat is het werk van een vijand.”

    De knechten zeiden tegen hem: “Wilt u dat wij het onkruid weghalen?”

    Hij antwoordde: “Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Haal eerst het onkruid weg, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur’.”

    Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand in zijn akker zaaide. Het is weliswaar het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten. Het wordt een boom, en de vogels van de hemel komen nestelen in de takken.’

    Hij vertelde hun een andere gelijkenis: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem die een vrouw mengde met drie zakken meel tot alle meel doordesemd was.’

    Al deze dingen zei Jezus in gelijkenissen tot de menigte; Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot hen. Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet: ‘Ik open mijn mond om in gelijkenissen te spreken; Ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was.’

    Daarop stuurde Hij de mensen weg en ging naar huis. Zijn leerlingen kwamen bij Hem en vroegen: ‘Wilt U ons de gelijkenis van het onkruid op de akker uitleggen?’ Hij antwoordde hun: ‘Hij die het goede zaad zaait is de Mensenzoon, de akker is de wereld, het goede zaad dat zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen van het kwaad, de vijand die het zaait is de duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de engelen.

    Zoals het onkruid bijeengebracht wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: de Mensenzoon zal zijn engelen eropuit sturen, en ze zullen uit zijn koninkrijk al wat ten val brengt en al wie onrecht pleegt bijeenbrengen en in de vuuroven werpen; daar zullen ze jammeren en knarsetanden. Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon. Laat wie oren heeft goed luisteren!’

    Wat is zaad en wat is onkruid?

    Om de eerste gelijkenis goed te kunnen begrijpen, moeten we weten wat het zaad en wat het onkruid is. Het zaad is namelijk dit keer niet het woord van God. Het zaad zijn de mensen die Jezus van harte liefhebben en Hem volgen. Het onkruid zijn de mensen die Jezus afwijzen.

    Er zijn ook twee zaaiers. De ene is Jezus, de andere is de duivel. Jezus strooit met goed zaad van tarwe, de duivel met zaad van onkruid. Het Griekse woord dat wordt gebruikt voor ‘onkruid’ is zizan. Als je bekend bent met onkruidsoorten: in het Nederlands zou zizan dolik of zwarttarwe kunnen zijn. Dit lijkt op echte graankorrels, maar de zaden zijn net iets bleker en grijzer. Je moet goed kijken om het verschil te kunnen zien.

    Dat geldt ook voor als het onkruid is opgegroeid. Dan is het moeilijk te onderscheiden van echt graan.

    Wat Jezus hier in Matteüs 13 doet is uitleggen hoe het koninkrijk van God langzaam doorbreekt. Met de nadruk op langzaam. In de vorige gelijkenis zorgde het hart van de mens voor deze vertraging, in de gelijkenis van het zaad en het onkruid wordt de vertraging veroorzaakt door de duivel. Hij doet wat hij altijd doet. Hij imiteert God, maar dan op een slechte manier. Waar God echt geluk en echte beloftes doet, daar verspreidt de duivel vals geluk en doet hij valse beloftes.

    In deze gelijkenis zaait hij ‘vals tarwe’, zou je kunnen zeggen. Het is niet echt. Het is namaak. Je kunt het niet eten en het kan het echte graan zelfs verstikken.

    ‘Heer, ruk dit valse graan toch uit!’

    Ik weet niet hoe dit bij jou overkomt, maar het maakt mij kwaad dat het zo werkt. Waarom grijpt God niet gewoon in? Waarom rukt hij dit valse graan niet gewoon uit?

    Dit zijn vragen die veel christenen en zelfs veel niet-christenen hebben. Het zou toch zoveel makkelijker zijn als God gewoon de rotte appels zou verwijderen? Hoe zou onze wereld er dan wel niet uit zien?

    Het probleem is dat het goede graan met het blote oog nauwelijks van het onkruid te onderscheiden is.

    Onthoud dit: wat onkruid lijkt, kan ook graan zijn.

    God is geduldig. Hij weet dat meer mensen tot bekering zullen komen als Hij langer wacht. Het is dus genade dat God Zijn engelen er nog niet op uit heeft gestuurd om alle kinderen van de duisternis te doden. Zo geeft Hij hun tijd om kinderen van het licht te worden.

    De consequentie is wel dat het goede graan opkomt te midden van het onkruid. Dat zorgt voor strijd, voor pijn en voor verdriet. We zien het dagelijks om ons heen. We leven in een gebroken wereld.

    Een mosterdzaadje en een beetje desem

    Het koninkrijk begint dus klein, maar zal uiteindelijk overwinnen. Dat punt zet Jezus kracht bij door het koninkrijk van God te vergelijken met een mosterdzaadje. Dat is een heel klein zaadje, maar het groeit uit tot een prachtige struik of boom. Zo groot en krachtig dat de vogels zich erin kunnen nestelen.

    Het koninkrijk lijkt ook op een beetje zuurdesem dat wordt gemengd met drie zakken meel. Zuurdesem is een soort papje van meel en water, dat dagelijks wordt aangevuld met meer meel en water, terwijl het gistingsproces zijn gang gaat. Dat hele proces duurt ongeveer een week.

    De vrouw in het verhaal van Jezus voegt dit papje vervolgens toe aan drie grote zakken meel. Hoewel er maar weinig desem is, trekt het toch door al het meel heen. Het hele brood wordt zo doordesemd.

    (Zelf zuurdesembrood maken? Hier vind je een recept.)

    Het punt is hetzelfde als bij de gelijkenis van het mosterdzaadje. De hoeveelheid desem is klein en onbetekenend. Het heeft tijd nodig om in omvang toe te nemen, maar uiteindelijk dringt het overal door. Alle broden die de vrouw uit het verhaal met dit meel bakt zullen doordrenkt zijn van desem.

    Tot slot

    Zo zien we dat Jezus algemene vragen beantwoordt en ons tegelijkertijd een spiegel voorhoudt. Hij vertelt ons dat het koninkrijk van God nauwelijks zichtbaar is bij het ontstaan en bij de groei, maar dat het uiteindelijk alles zal overwinnen.

    Het hart van de mens moet echter wel ontvankelijk zijn, en dan hebben we ook nog te maken met de duivel, die ervoor zorgt dat er ook mensen zijn die het evangelie niet aannemen. God heeft echter geduld, maar het resultaat hiervan is dat we geconfronteerd blijven met de gebrokenheid van de wereld.

    De vraag is natuurlijk: wat voor hart heb jij? Ben jij een kind van het licht of een kind van de duisternis? Als God geduld heeft met de wereld, kun jij dit dan ook hebben?

    Bedenk goed: wat onkruid lijkt, kan ook graan zijn.

    Hartelijk dank voor het luisteren naar deze overdenking uit de module ‘Een wandeling met Matteüs’. Er is nog zoveel meer te ontdekken in dit evangelie!

    Wil je daarom de hele wandeling maken? In dagelijkse overdenkingen neem ik je mee door het hele Bijbelboek Matteüs, van Jezus’ geboorte tot en met zijn laatste toespraak op de berg waarin Hij zijn volgelingen de opdracht gaf om het evangelie te verspreiden.

    Het mooie is dat het verhaal van Jezus leven wordt ingeklemd tussen twee uitspraken. De eerste is van een engel OVER Jezus: ‘Ze zullen Hem Immanuel noemen’, zegt hij. Dat betekent ‘God met ons’. De...

  • Transcriptie:

    Welkom bij weer een aflevering van de Bijbellezen met Jan-podcast. Ik ben ontzettend dankbaar dat je mijn podcast luistert. Het is mooi om zo met elkaar de Bijbel te mogen lezen. Dat is namelijk niet vanzelfsprekend.

    En toch is samen lezen in de Bijbel het mooiste wat er is. Misschien ken je de brief wel die Paulus aan Timoteüs schreef. Paulus zat toen in Rome gevangen, terwijl Timoteüs de nodige uitdagingen had in de stad Efeze, waar hij de kerk moest helpen.

    Paulus schreef hem: ‘Leg je toe op het voorlezen en onderwijzen uit de schrift’. Oftewel: ‘Timoteüs, besteed een groot deel van je tijd gewoon aan het voorlezen uit de Bijbel.’ In die tijd konden negen van de tien mensen immers niet lezen en schrijven. En als je dat wel kon, dan was de kans heel klein dat je een boekrol had met daarop een deel van de Bijbel.

    Bij ons kan vrijwel iedereen lezen of luisteren naar Gods Woord. Je hoeft alleen maar de Bijbel open te slaan, of een website te bezoeken of een app te openen. Maar die luxe hadden de mensen toen niet. Ze hadden elkaar nodig om uit de Bijbel te lezen.

    Juist omdat wij tegenwoordig alles zelf kunnen, lezen we vrijwel nooit meer samen. Behalve dan misschien thuis met je gezin, of misschien nog in de kerk op zondag. Dus hoe mooi is het dat jij en ik ook samen de Bijbel open kunnen doen. Ik aan deze kant van de lijn en jij aan de andere kant.

    Ik lees voor, jij luistert en hebt er je eigen gedachten bij. Je mag me ook altijd feedback geven via e-mail, [email protected]. Of zoek me op via Instagram of Facebook. Zoek dan op Bijbellezen met Jan.

    Nogmaals: ik ben erg dankbaar dat je luistert naar mijn podcast. Mocht je nu ook eens een heel Bijbelboek met mij willen doornemen, ik heb net een Bijbellees-challenge uitgebracht die ik ‘Een wandeling met Matteüs’ heb genoemd.

    Heb jij al eens zo’n challenge met mij gedaan? Zo niet, dan kan ik het je zeker aanraden. Want juist bij zo’n challenge doen we samen dagelijks de Bijbel open. Je kunt zelf lezen of naar mij luisteren. En ik geef je context bij de tekst, waardoor je die beter gaat begrijpen.

    Tijdens het schrijven van de wandeling met Matteüs werd ik erg geraakt door de gelijkenissen van Jezus. Het viel me op dat Jezus eerst vrij openlijk spreekt over zichzelf en over het koninkrijk van de hemel, maar dat Hij later steeds raadselachtiger werd. Waarom gaat Hij opeens spreken in gelijkenissen? Daar heb ik een les aan gewijd in de Matteüs Challenge. Die wil ik nu met je delen.

    Maar eerst nog dit: wil jij ook deze wandeling met Matteüs meemaken? Ga dan naar Bijbellezenmetjan.nl/matteus (m-a-t-t-e-u-s, zonder ‘h’ dus).

    Welke bodemsoort ben jij?

    Het interessante aan de tijd van Jezus’ bediening op aarde is dat je duidelijk een aantal verschuivingen ziet. Zo lezen we in het evangelie van Johannes over Jezus’ eerste jaar als rondreizend evangelist. Toen veranderde Hij water in wijn en verkondigde Hij het evangelie voornamelijk in Judea. Aan het eind van die periode ontmoet Hij eerst Nikodemus en daarna de Samaritaanse vrouw.

    Daarna verbleef Hij grotendeels in Galilea, al maakte Hij weleens een uitstapje naar Jeruzalem.

    In de beginperiode was Jezus bovendien heel openlijk over wie Hij was. Zo zei Hij ronduit tegen de Samaritaanse vrouw dat Hij de Messias is, maar – zoals we hebben gezien in Matteüs – verbood Hij regelmatig mensen om over Hem te vertellen. Dat deden ze uiteindelijk toch en daardoor nam de interesse in Jezus toe.

    Niet alle interesse was positief. In de vorige overdenking zagen we al hoe de Joodse leiders probeerden Jezus in de val te lokken. En Johannes de Doper en Jezus’ eigen familie leken te twijfelen.

    Daarna veranderde Jezus van tactiek. Hij ging in gelijkenissen spreken. Een gelijkenis wil zeggen dat je een verhaal vertelt over een aardse gebeurtenis dat een geestelijk principe illustreert.

    Waarom deed Jezus dit? Dat gaan we nu lezen in Matteüs 13. Hierin vertelt Jezus de nodige gelijkenissen over het koninkrijk van de hemel én legt Hij uit waarom Hij in gelijkenissen ging spreken.

    Matteüs 13:1-23

    Die dag verliet Jezus het huis en ging aan de oever van het meer zitten. Er kwam een grote mensenmassa om Hem heen staan, en daarom ging Hij in een boot zitten, terwijl de menigte op de oever bleef. Hij sprak in allerlei gelijkenissen tot hen: ‘Een zaaier ging eropuit om te zaaien. Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en er kwamen vogels die het opaten.

    Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; en toen de zon opkwam verschroeide het, en doordat het geen wortel had droogde het uit.

    Weer een ander deel viel tussen de distels, en toen die opschoten verstikten ze het. Maar er viel ook zaad in goede grond, en dat droeg vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. Laat wie oren heeft goed luisteren!’

    De leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen: ‘Waarom spreekt U in gelijkenissen tot hen?’ Hij antwoordde: ‘Het is jullie gegeven de geheimen van het koninkrijk van de hemel te kennen, maar hun niet. Want wie heeft, hem zal nog meer gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. Dit is de reden waarom Ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen.

    In hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling: “Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten.

    Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou Ik hen genezen.” Gelukkig zijn jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen! Want Ik verzeker jullie: vele profeten en rechtvaardigen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en te horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen.

    Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier: Bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is om te roven wat in hun hart is gezaaid; dit is het zaad dat op de weg gezaaid is. Het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en het meteen met vreugde aannemen. Maar doordat het geen wortel schiet in hen, is dat van korte duur. Worden ze vanwege het woord verdrukt of vervolgd, dan komen ze meteen ten val.

    Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij zijn het die vrucht dragen, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.’

    Waarom gelijkenissen?

    Is het je opgevallen waarom Jezus gebruik ging maken van gelijkenissen? Toen Hem die vraag werd gesteld, zei Hij:

    ‘Het is jullie gegeven de geheimen van het koninkrijk van de hemel te kennen, maar hun niet.’

    Dat lijkt enorm oneerlijk, maar het citaat van Jesaja dat Jezus hieraan toevoegt, maakt veel duidelijk. Jesaja had namens God geschreven:

    “Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou Ik hen genezen.”

    Het probleem van de mensen is dat ze niet wíllen begrijpen. Het hart van het volk is afgestompt. Ze zijn gaan op de farao lijken uit het Exodus-verhaal. Zijn hart was hard. Hij was koppig en eigenwijs en weigerde te luisteren.

    Zouden ze een zacht hart hebben gehad, dan zouden ze tot inkeer zijn gekomen en dan had God hen kunnen genezen. Jezus’ tegenstanders willen dat echter niet. Ze druipen af omdat ze Zijn verhaaltjes niet begrijpen. Of omdat ze zich op de verkeerde manier aangesproken voelden.

    De oprechte volgelingen blijven wel bij Jezus. Net zolang tot Hij hun uitlegt wat de gelijkenis betekent. Zij hebben een zacht hart. Zij komen wel tot inkeer. Zij worden wel door Jezus genezen.

    Gelijkenis van de zaaier

    De eerste gelijkenissen die Jezus vertelt, zijn een mooi commentaar op de vorige verhalen over Jezus, waarin mensen zo wisselend op Hem reageren. Hij illustreert dit het meest uitgebreid in de gelijkenis van de zaaier. Laat me deze gelijkenis verder uitwerken.

    Hierin zien we een boer die zaad zaait. Dat zaad, zo legt Jezus uit, is als het woord van God. Het moet in vruchtbare bodem vallen, wortelschieten en zich tot een gewas ontwikkelen.

    Met andere woorden: luister je naar God, geef je je aan Hem over?

    Dan de vier bodemsoorten. Ze hebben alle vier dezelfde samenstelling en dus alle vier dezelfde potentie om gewassen voort te brengen.

    Nu was het in Jezus’ tijd gebruikelijk om door het veld te lopen. Op plekken waar veel mensen liepen, ontstond vanzelf een hard pad. Dit is de harde grond. Als zaad op deze grond valt, kan het zaadje zich niet ontwikkelen. Zelfs niet als het uitkomt, want de wortels zijn veel te zwak om in de grond door te dringen. De vogels vreten het zaad op.

    Dan is er nog rotsachtige grond. De boeren in het Israël van de eerste eeuw waren slim genoeg om alle stenen en keien uit de bodem te verwijderen. Maar niet al te diep onder de oppervlakte ligt op veel plekken kalksteen. Het zaad kan dan wel wortel schieten en begint zich te ontwikkelen. Maar het is t...

  • Transcriptie

    Hoi, en welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Als je de laatste afleveringen ook hebt geluisterd, dan weet je dat ik bezig ben met een serie over geweld in de Bijbel. Die krijgt zeer binnenkort een vervolg, maar ik onderbreek deze serie nu even.

    Het is 12 juni 2024 als deze aflevering online gaat en het duurt niet lang meer voor de zomer officieel begint. Al is het moeilijk voor te stellen als je naar buiten kijkt. Het lijkt regelmatig wel alsof het herfst is.

    Maar goed, de zomer gaat bijna beginnen en dit is traditioneel gezien de periode van het jaar waarin mensen het minst in de Bijbel lezen. Het ligt waarschijnlijk aan de zomervakantie. Of misschien zijn mensen wel gewoon meer buiten. Er zijn natuurlijk ook sporttoernooien om te bekijken. Kortom, er is genoeg om druk mee te zijn, en lezen in de Bijbel staat dan niet altijd hoog op het prioriteitenlijstje.

    Eigenlijk is dit jammer, want de zomer is een periode waarin je zou kunnen onthaasten. Even tot stilstand komen en tijd doorbrengen met je geliefden en met God. Als je echt wilt opladen, waarom doe je dat dan niet met de Bijbel? Waarom zou je de zomer niet gebruiken om je relatie met Jezus te verdiepen?

    Ik merk aan veel lezers en cursisten dat zij hier behoefte aan hebben. Zelf heb ik dat ook. Ik wil graag Jezus beter leren kennen. Niet de Jezus die ik heb gemaakt in mijn hoofd, maar de Jezus van de Bijbel.

    Dat is misschien een rare opmerking, maar ik weet niet of je het boek kent van Philip Yancey dat heet ‘Jezus zoals ik Hem niet kende’? Het is een geweldig boek waarin hij stilstaat bij hoe er in de kerk wordt gesproken over Jezus en hoe hij zelf over onze Verlosser denkt. Dat vergelijkt hij dan met wat de Bijbel eigenlijk over Jezus vertelt.

    Een grappig voorbeeld is dat op zijn bijbelschool de studenten geen lang haar mochten hebben. Maar op elke schilderij of afbeelding die hij van Jezus zag, had Jezus lang haar. Nu zegt de Bijbel natuurlijk niets over Jezus’ haardracht, maar hij geeft dit voorbeeld om aan te tonen dat wij allemaal een bepaald beeld hebben van Jezus, van hoe Hij eruit zag tot wat Hij deed en zei.

    Als je al die voorkennis overboord gooit, en de Bijbel met frisse ogen gaat lezen, dan kan het maar zo zijn dat je een heel ander beeld van Jezus krijgt. Om die reden wil ik de luisteraars van mijn podcast en de bezoekers van mijn website uitnodigen om deze zomer een wandeling te maken door het leven van Jezus.

    Een wandeling wil zeggen dat je rustig de tijd neemt. Dat je je niet haast. Dat je bekijkt wat er om je heen gebeurt en dat je daarover met elkaar in gesprek gaat. Wandelen door de Bijbel betekent dat we in een kalm tempo in de Bijbel lezen en dat we tijd nemen om te reflecteren. De Bijbel kan mensen veranderen, maar alleen als je Gods woord regelmatig overdenkt.

    Daarom mijn vraag aan jou als luisteraar van deze podcast: wil je met mij deze wandeling maken door het leven van Jezus? Ik heb hiervoor een gids uitgenodigd: Matteüs. Matteüs is een voormalig belastingambtenaar. De Joden van zijn tijd zagen hem als een landverrader. Als een NSB’er zou je kunnen zeggen. Toch was hij bevriend met Jezus. Hij maakte Jezus hele bediening mee en schreef hierover een meesterlijke biografie.

    Het evangelie van Matteüs is geschreven om Joden ervan te overtuigen dat Jezus geen oplichter was, maar de Zoon van God en de beloofde Messias. Als je deze wandeling mee wilt maken, kijk dan op bijbellezenmetjan.nl/matteus.

    Nu wil ik je graag als een voorproefje een overdenking laten horen uit deze wandeling met Matteüs. Deze gaat over Matteüs 2. Geniet ervan!

    ‘Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen’

    Lezen: Matteüs 2

    Het mooie aan het Bijbelboek Matteüs is dat je je voorstellingsvermogen mag gebruiken. Matteüs is een heel goede schrijver die – soms subtiel, soms minder subtiel – allerlei draadjes uit het Oude Testament verbindt met de verhalen over Jezus.

    Het past daarom heel goed dat juist dit geschrift aan het begin van het Nieuwe Testament kwam, toen de Bijbel werd samengesteld. Het beantwoordt namelijk veel van de vragen die zijn blijven hangen als je eerst het Oude Testament hebt gelezen.

    Wil je weten welke vragen dit zijn? Hier zijn er een paar:

    • Wie is de nakomeling van Eva die de nek van het kwaad zal breken? (Genesis 3:15, als God de slang toespreekt.)

    • Hoe kan een rechtvaardige, heilige God zondaren vergeven? (Exodus 34:6-7, als God aan Mozes voorbij trekt.)

    • Wanneer komt de Profeet die gelijk is aan Mozes? (Deuteronomium 18:18, een belofte die de Heer aan Mozes deed.)

    • Wanneer wordt het koningschap van David hersteld? (2 Samuel 7:13, waar God aan David belooft dat er altijd iemand uit zijn nageslacht op de troon zal zitten.)

    • Wie is de Verlosser die door de profeten is aangekondigd? (Bijvoorbeeld Micha 5:1, waar God zegt dat Hij uit Betlehem zal komen.)

    Show, don’t tell

    Maar Matteüs kan niet zomaar even zeggen: de nakomeling van Eva? Dat is Jezus. De profeet als Mozes? Dat is Jezus. Zo werkt het niet. Hij kan niet volstaan met te zeggen dat Jezus het antwoord is op al die vragen. Hij moet het laten zien. Show, don’t tell.

    Laten we het tweede hoofdstuk van Matteüs lezen en dan zal het hopelijk duidelijker worden. Probeer eens te ontdekken welke lijntjes er met het Oude Testament worden gelegd.

    Matteüs 2

    Toen Jezus geboren was, in Betlehem in Judea, tijdens de regering van koning Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: ‘Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.’ Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. ‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’

    Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: ‘Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het te aanbidden.’

    Nadat ze de koning hadden aangehoord gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. Toen ze de ster zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich in aanbidding voor het kind neer. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het geschenken aan: goud en wierook en mirre. En omdat ze in een droom de aanwijzing hadden gekregen dat ze niet naar Herodes terug moesten gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.

    Nadat zij op die manier de wijk genomen hadden, verscheen er aan Jozef in een droom een engel van de Heer, die zei: ‘Maak je gereed en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het ombrengen.’ Jozef maakte zich gereed en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte, waar hij bleef tot de dood van Herodes. Zo moest in vervulling gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: ‘Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen.’

    Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘Er klinkt een stem in Rama, geween en luid geklaag. Rachel beweent haar kinderen en wil niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’

    Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer, die zei: ‘Maak je gereed en ga met het kind en zijn moeder naar het land Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ Jozef maakte zich gereed en ging met het kind en zijn moeder naar Israël. Maar hij durfde niet naar Judea te gaan toen hij hoorde dat Archelaüs daar zijn vader Herodes als koning was opgevolgd. Nadat hij in een droom een aanwijzing had gekregen week hij uit naar Galilea, waar hij ging wonen in de stad Nazaret. Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeten: ‘Hij zal Nazoreeër genoemd worden.’

    Jezus, Koning maar dan anders

    Het Oude Testament staat vol met profetieën over de Here Jezus. Een van de bekendste is dat Hij uit Betlehem zou komen. Maar Jezus kwam uit Nazaret. Dat Hij in Betlehem was geboren, wisten de meeste mensen niet. Vandaar dat Matteüs hier veel aandacht aan besteed. Want Jezus kwam wel degelijk uit Betlehem.

    Dan komen er magiërs uit het oosten. In sommige vertalingen worden ze ‘koningen’ genoemd, in weer andere vertalingen ‘wijzen’. Wie zij precies waren, wordt eigenlijk niet goed duidelijk.

    Misschien waren het sterrenkundigen of zelfs astrologen. Of misschien zagen ze wel geen ster, maar meer een engelachtige figuur die voor hen uit ging. Blijkbaar is het voor Matteüs niet zo belangrijk wie of wat zij precies waren. We weten ook niet met hoeveel mensen zij kwamen.

    Waar gaat het dan wel om? Om twee dingen. Ten eerste: dit zijn buitenlanders. Ze hebben niets met het volk van God en zelfs niet met God zelf. Ze verwachten geen Verlosser. Toch maken ze een lange reis om een koni...

  • Welkom bij weer een aflevering van de Bijbellezen met Jan-podcast. We zijn bezig met een serie over een pittig onderwerp, namelijk: geweld in de Bijbel. Als reactie op de laatste aflevering kreeg ik een vrij stevige reactie van iemand. Hij zei dat hij mijn uitleg verschrikkelijk vond, omdat het leek alsof God geweld goedkeurde. ‘Hebben we ooit gelezen dat de mensen die Jezus kruisigden werden gestraft?’

    Ik snap zo’n reactie en ik snap hem ook niet. Dit is namelijk precies de reden waarom zoveel mensen nooit de hele Bijbel lezen, maar alleen stukjes die hen aanspreken. Er staan gedeeltes in de Bijbel die ons beeld van God op de kop zetten.

    Je kunt bijvoorbeeld wel zeggen dat de mensen die Jezus kruisigden niet werden gestraft, maar dat is slechts een halve waarheid. Jezus bad voor de Romeinse soldaten ‘Vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen’. Het was niet hun schuld dat Jezus aan het kruis ging.

    Maar hoe zat dit met de farizeeën en de andere Joodse leiders? Jezus voorspelde voor zijn kruisiging dat Jeruzalem zou worden verwoest en dat de mensen over de wereld verspreid zouden worden. Waarom? Omdat ze Hem hadden afgewezen.

    Dit is een brutal fact.

    Dus keurt God geweld goed? Nee.

    Geeft God opdracht tot geweld? Vrijwel nooit. Behalve dan toen Israël Jericho en de rest van Kanaän moest veroveren. En in Gods wetten staat op sommige overtredingen de doodstraf. Daar kun je niet omheen. Bovendien bevatten de profetische boeken veel oordelen voor een hele rits aan volken. Op die oordelen komen we nog wel een keer terug. Het punt is dat we niet te zwart-wit kunnen zijn.

    Daarom wil ik in deze aflevering van de podcast graag een aantal vuistregels geven die ons kunnen helpen om te gaan met het geweldsvraagstuk.

    1. God is zo groot dat Hij niet op één schilderij past

    Ons probleem is dat we God proberen in een hokje te duwen. Voor de één is God een strenge, oordelende Vader, voor de ander is Hij alleen maar liefde en ziet Hij alles door de vingers. Beide zijn niet de waarheid, of tenminste, niet de volledige waarheid.

    God is namelijk heilig, rechtvaardig, liefde en barmhartigheid. In een toekomstige aflevering van de podcast zullen we dit wat meer uitwerken, maar heilig en rechtvaardig betekent dat Hij geen zonde kan tolereren, zelfs al zou Hij het willen. Als God zonde zou toestaan, dan zou Hij niet meer heilig zijn. Maar liefde en barmhartigheid betekent dat God wil dat niemand verloren gaat.

    Voel je het spanningsveld? Dit is de grote vraag die boven het Oude Testament hangt. Hoe kan een heilige, rechtvaardige God zijn liefde laten zien en zondige mensen vergeven?

    Als je in de Bijbel leest, dan ligt soms de nadruk op Gods heilige, rechtvaardige kant en soms op zijn liefdevolle, barmhartige kant. Dit zijn echter twee zijden van dezelfde medaille.

    Stel dat de Bijbel een schilderij was van God. Dan zou God niet op één schilderij passen. In plaats daarvan zijn er meer dan duizend schilderijen nodig die samen een mozaïek van God vormen. Juist hierom is het zo belangrijk dat we de hele Bijbel lezen, en niet alleen bepaalde gedeelten.

    In de vorige aflevering stonden we stil bij de val van Jericho. God oordeelde deze stad voor eeuwenlange zonden, maar we zagen ook dat Rachab en haar familie werden gered. Zij bekeerden zich namelijk. Ze sloten zich aan bij God. Hier komt dus zowel Gods heilige als zijn liefdevolle kant naar de oppervlakte.

    2 God had liever een ander boek geschreven

    Afgelopen zondag mocht ik preken in Culemborg en na afloop sprak ik met een aantal mensen die de Bijbel in 1 jaar lezen. Ze waren bezig in Rechters (Richteren) en hadden net gelezen over Jefta die een eed zweert. Hij zwoer dat als God hem de overwinning op zijn vijanden zou schenken dat hij dan het eerste zou offeren wat uit de stadspoorten kwam. Dat bleek zijn dochter te zijn. De dochter trekt zich vervolgens enkele dagen terug en wordt later geofferd.

    Dit is natuurlijk een verschrikkelijk verhaal. Waarom staat het in de Bijbel? Omdat God het gedrag van deze militaire leider goedkeurde? Nee, het tegendeel is zelfs waar. De Bijbel bevat veel verhalen van mensen die het verkeerde doen. Jefta is daar een voorbeeld van. God had de overwinning al beloofd. Waarom moest hij nog zo’n domme eed zweren? Dat was nergens voor nodig.

    Het is overigens nog maar de vraag of dit meisje echt op het altaar is geofferd. Dat zou namelijk rechtstreeks ingaan tegen Gods wet. Het kan ook zijn dat ze vrijwillig ongetrouwd is gebleven. Ook dat werd in die dagen als een groot offer gezien. Als Jefta’s dochter zich terugtrekt, rouwt ze ook niet om haar dood, maar om het feit dat ze geen kinderen zal krijgen. Dus laten we hopen dat ze inderdaad niet is omgebracht door haar eigen vader.

    Nu is mijn vraag aan jou: is God blij met zo’n verhaal in de Bijbel? Ik geloof het namelijk van niet. Ik geloof dat God veel liever een ander boek had geschreven. Hij had veel liever geschreven over een Jefta die vanaf het begin trouw was geweest en die voortdurend zijn wil had gedaan.

    Persoonlijk vind ik het Bijbelboek Rechters een verschrikkelijk boek. Hierin wordt beschreven wat er met Israël gebeurde in de periode tussen Jozua en de eerste koningen. Je ziet telkens dat het volk God in de steek laat, dat Hij zijn bescherming terugtrekt, dat Israëls vijanden de overhand krijgen en dat het volk het uitroept tot God. God stuurt dan een militaire leider om hen weer te bevrijden. Vervolgens gaat het een tijdje goed en dan begint het van vooraf aan.

    Wij verwachten dat deze leiders zoals Gideon, Jefta en Simson echte mannen van God zijn. God zegent hen toch? Maar dat is niet de les. Deze rechters zijn onvolmaakt. Ze zijn gewelddadig en doen veel verkeerde dingen. Dat God hen toch gebruikt laat zien dat God weinig keus had. Dit was het materiaal waar Hij mee moest werken.

    Bovendien moet je niet vergeten dat de Bijbel is samengesteld zo’n 500 jaar voor Christus. Dit was nadat het volk uit de Babylonische ballingschap was teruggekeerd. Ze vroegen zich af waarom God hen in de steek had gelaten. Toen heeft Ezra de oude geschriften bestudeerd.

    Er waren veel profeten die hadden voorspeld dat God Israël zou redden en dat het niet in ballingschap zou gaan. Deze profeten hadden het mis gehad en konden dus geen ware profeten zijn. Dus Ezra kwam uit bij Bijbelboeken als Rechters, Samuel, Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Deze geschriften beschrijven hoe Israël steeds meer van God verwijderd raakte.

    God had veel liever gehad dat deze boekrollen vol zouden staan met verhalen van mensen die zichzelf zouden wegcijferen voor God, die hun naasten lief zouden hebben, die zich aan Gods wet hielden. Dat was de bedoeling geweest. Als Israël een koninkrijk van priesters was geworden, dan zou het nooit uit elkaar zijn gevallen en in ballingschap zijn weggevoerd.

    God is echt niet blij met deze moeilijke verhalen, maar Hij censureert de Bijbel ook niet. Stel dat al deze passages waren weggelaten, wat voor kritiek zou God dan krijgen? ‘Hij doet zich beter voor dan Hij is’ of: ‘De Bijbel is vervalst. We weten dat er veel geweld is geweest, maar dat staat helemaal niet in de Bijbel’. De Bijbel is dus ook een eerlijk boek.

    3. God schept geen plezier in zijn oordelen

    Er zijn mensen die denken dat God sadistisch is en dat hij er plezier in schept om mensen te straffen. Waarom zou de Bijbel anders volstaan met oordeel na oordeel? Ik ga dus nog een aparte aflevering opnemen in de toekomst over Gods oordelen, maar ik wil je erop wijzen dat de meeste oordelen geen vonnis maar een waarschuwing zijn geweest.

    Neem de tien plagen van Egypte. Die waren volstrekt onnodig geweest als de farao en zijn volk hun hoofd hadden gebogen voor God. God had al tekenen laten zien voor de plagen. Mozes’ staf die in een slang veranderde en zijn hand die eerst huidvraat kreeg en vervolgens weer genas.

    Daarna werd de rivier bloed, en vonden de andere negen plagen plaats. Iedere plaag was een teken dat Jahweh de werkelijke God is. Na iedere plaag had het kunnen stoppen, als Egypte Gods bevel had opgevolgd. Maar de farao was te koppig. Hij wilde niet toegeven.

    Vond God het leuk om Egypte zo te straffen? Schepte Hij er later plezier in om Israël te pijnigen? Nee. Dit was allemaal het resultaat van hun eigen zonden. God trok zijn bescherming langzaam terug.

    In Ezechiël 18 legt God uit dat Hij het verschrikkelijk vindt als mensen worden gestraft, ook al is het vanwege hun eigen zonden. Hij zegt:

    ‘Denken jullie dat Ik het toejuich als een slecht mens sterven moet? Nee, Ik wil dat hij tot inkeer komt en in leven blijft.’

    Dat is Gods verlangen. Niet dat iemand omkomt vanwege het oordeel, maar dat Hij tot inkeer komt en eeuwig leven krijgt.

    Dit brengt me bij de volgende vuistregel.

    4. Het is goed dat wij een hekel hebben aan geweldspassages in de Bijbel

    Ik weet niet het hoe met jou zit, maar zelfs met alle verklaringen voor het geweld in de Bijbel in mijn achterhoofd, vind ik deze passages nog steeds moeilijk om te lezen. Maar dat is nu juist het punt!

    We mogen niet vergeten dat de heilige Geest in ons leeft. Hij vindt het verschrikkelijk dat mensen elkaar zoveel leed aan doen. Is het dan raar dat ons hart pijn doet als we lezen over misbruik, oorlog en geweld? Nee! Dat is juist de enige goede reactie. Het zou niet goed zijn als we gelukkig werden hiervan.

    5. Je beeld van God wordt door je achtergrond bepaald.

    Dit is het laatste punt dat ik nu wil noemen en ik weet van tevoren al dat ik dit onderwerp nooit genoeg recht zal kunnen doen. Soms als mensen mij mailen dat ze het Oude Testament verschrikkelijk vinden, of zelfs dat ze een hekel hebben aan God vanwege die moeilijke passages, dan vraag ik naar de achtergrond van de vragensteller.

  • Bijbels geweld: Lessen van Jericho

    ‘Ik volg jouw Bijbel in 2 jaar-programma en ben nu al een tijdje onderweg in het Oude Testament. Maar wat een verschrikkelijk boek is dit! Dit kun je toch niet verkopen aan andere mensen?’

    Deze vrouw doelde op het geweld in de Bijbel. En weet je, ik geef haar gelijk. Soms word ik ook misselijk van de teksten die ik in Gods Woord lees. Neem nou deze verzen:

    Gelukkig hij die jouw kinderen grijpt en op de rotsen verplettert. (Psalm 137:9)

    Wanneer de HEER, uw God, u de overwinning op hen schenkt, moet u hen doden. U mag geen vredesverdrag met hen sluiten en hen niet sparen. (Deuteronomium 7:2)

    ‘Mijn pijlen maak ik dronken van het bloed van vijanden, gevallen en gevangen; mijn zwaard verslindt het vlees van hun mannen die zo dreigend hun haren hadden losgeworpen.’ (Deuteronomium 32:42)

    Ik snap wel dat mensen afhaken bij het lezen van de Bijbel vanwege de vele gewelddadige teksten. Of dat mensen liever alleen het Nieuwe Testament lezen. Wat moet je met al dit geweld? God lijkt in het Nieuwe Testament zo anders dan God in het Oude Testament. Is dat ook zo?

    Van God = God tot je eigen Bijbel samenstellen

    Discussies over het geweld in de Bijbel zijn misschien al wel zo oud als de Bijbel zelf. Het is ook een belangrijk kritiekpunt van niet-christenen: hoe kan een weldenkend mens geloven in een God die zo gewelddadig is? De Bijbel moet wel een antiek boek zijn dat je alleen nog met een leeswaarschuwing zou mogen lezen.

    Er zijn verschillende manieren om om te gaan met het geweldsvraagstuk. Sommige zijn weinig behulpzaam. Bijvoorbeeld door te stellen dat God nu eenmaal God is en dat Hij mag doen wat Hij wil.

    Ja, God is God. Hij is de Schepper van het universum en ja, Hij kan en mag doen wat Hij wil. Niemand kan Zijn autoriteit in twijfel trekken.

    In de Bijbel openbaart God zich echter als Iemand die zich wil openstellen voor de mens. Hij wil dat wij Hem leren kennen en dat wij ontdekken wat Hem drijft. Het antwoord ‘God = God’ is daarom niet toereikend. Het kapt de discussie af.

    Wat ook gebeurt, is dat mensen hun eigen Bijbel gaan samenstellen. Ze lezen alleen maar die teksten die hen aanspreken en verdiepen zich niet in de gedeeltes die schuren met hun beeld van God. Eigenlijk proberen ze God in een hokje te stoppen waar Hij niet in past.

    Nog erger is het als mensen de geweldspassages gewoon ontkennen. ‘Ze staan in de Bijbel, maar dat is per vergissing. Het is niet echt gebeurd.’

    De Bijbel is een eerlijk boek. Het verdoezelt de feiten niet en dat is juist één van de redenen waarom de Bijbel zo betrouwbaar is.

    De voorgeschiedenis

    In deze aflevering gaan we het thema geweld in de Bijbel verder onderzoeken en dat doen we door naar één van de bekendste passages over geweld in de Bijbel te bekijken: de val van Jericho en de verovering van Kanaän door Israël.

    Nu is het zo dat als je in de Bijbel leest en zeker als het over dit soort gevoelige passages gaat, we ons altijd moet realiseren waar op de tijdlijn van de Bijbel we zitten. De Bijbel vertelt namelijk een doorlopend verhaal.

    Dus wat is er vooraf gegaan aan de tekst die we zo gaan lezen? In Genesis kun je lezen over hoe God de wereld schept en hoe de mens de kroon is van die schepping. Helaas komt de mens in opstand en ontstaat er vervolgens een spiraal van geweld. Die begint met Kaïn maar breidt zich over de hele wereld uit. God had echter een verlosser belooft uit het nageslacht van Eva.

    In Genesis 11 begint Hij met een kinderloos echtpaar, Abraham en Sarah. Ze krijgen uiteindelijk een zoon Isaak en uit hem ontstaat een volk: Israël genaamd. Dit volk komt in Egypte terecht en wordt daar tot slaaf gemaakt. In het tweede Bijbelboek lezen we hoe God dit volk bevrijdt uit slavernij en hoe Hij een verbond met hen sluit. Hij zal hun God zijn en zij moeten een koninkrijk van priesters vormen. Ze moeten God dus de eer geven die Hem toekomt en zo andere volken jaloers maken.

    God had echter al aan hun voorvader Abraham beloofd dat het land Kanaän – het huidige Israël – voor hen zou zijn. Na hun bevrijding uit Egypte was het tijd om dit land te gaan innemen. Dit gebeurde onder leiding van Jozua. De eerste stad die ze aanvielen was Jericho. Laten we gaan lezen, Jozua 6:1-5 en 6:20-26.

    Jozua 6:1-5

    Jericho was toen al volkomen afgegrendeld uit angst voor de Israëlieten, er kon niemand in of uit. De HEER zei tegen Jozua: ‘Ik lever Jericho met zijn koning en al zijn dappere krijgslieden aan je uit. Jullie moeten om de stad trekken; alle weerbare mannen moeten eenmaal om de stad gaan, en dat zes dagen achter elkaar. Er moeten zeven priesters met zeven ramshoorns voor de ark van het verbond uit gaan, terwijl ze op hun ramshoorn blazen. Maar op de zevende dag moeten jullie zevenmaal om de stad trekken, en als jullie dan de ramshoorns horen schallen, moet het volk uitbarsten in luid geschreeuw. De muur van de stad zal dan instorten en iedereen zal de stad binnenklimmen vanaf de plaats waar hij zich bevindt.’

    Jozua 6:20-26

    Toen de ramshoorns schalden, brak het volk uit in een donderend geschreeuw. De muur stortte in en iedereen klom de stad binnen vanaf de plaats waar hij zich bevond. Ze namen de stad in en doodden alles wat erin was, zowel mannen als vrouwen, zowel kinderen als oude mensen, zowel runderen als schapen en ezels.

    Maar aan de twee mannen die het gebied hadden verkend droeg Jozua op: ‘Ga naar het huis van die hoer en breng haar met haar hele familie naar buiten, zoals jullie haar hebben gezworen.’ De verkenners brachten Rachab naar buiten, samen met haar vader en moeder, broers en zussen en verdere familie, en gaven hun een verblijfplaats buiten het kamp van Israël. De Israëlieten lieten de stad met alles wat erin was in vlammen opgaan; alleen het zilver en goud en de koperen, bronzen en ijzeren voorwerpen brachten ze in de schatkamer van het heiligdom van de HEER.

    Maar de hoer Rachab werd door Jozua gespaard, samen met haar hele familie. Hun nakomelingen wonen tot op de dag van vandaag onder de Israëlieten, want Rachab had de mannen die in opdracht van Jozua Jericho moesten verkennen een schuilplaats gegeven.

    Op die dag sprak Jozua de volgende vervloeking uit: ‘Moge de HEER eenieder vervloeken die het waagt deze stad, Jericho, weer op te bouwen. Hij zal de fundamenten leggen ten koste van zijn oudste zoon en de poortdeuren bevestigen ten koste van zijn jongste zoon.’

    Waarom al dit bloedvergieten?

    De eerste vraag die dit bij de kritische lezer oproept, is: ‘Waarom was dit bloedvergieten nodig? Waarom laat God überhaupt Israël het land innemen waar al andere volken wonen? Ook hier lijkt God weer zo hard en oneerlijk.

    Maar weet je dat wij mensen God langs twee verschillende meetlatten leggen, net hoe het ons uitkomt? Enerzijds zeggen wij tegen God: ‘Waarom bent U zo wreed?’ en anderzijds: ‘Waarom doet U niets aan het kwaad in de wereld?’ Eigenlijk is dat heel krom. Willen we nu dat God alles maar vergeeft en de mens zijn gang laat gaan? Of willen we dat Hij mensen straft?

    Misschien zeg je wel: ‘Laat Hem dan alleen de echt slechte mensen straffen!’ Maar in ieder mens zitten sporen van het kwaad. Niemand is onschuldig. Dus waar moet God dan stoppen? Bij jou? Dan ben je waarschijnlijk de enige mens op aarde die overblijft omdat God alle andere mensen heeft omgebracht vanwege hun zonden.

    Ieder mens schiet tekort en daarom hebben we Jezus nodig. Zodat Hij kan aanvullen waar wij tekort schieten.

    Terug naar Jericho. Wat gebeurt hier? Gods belofte aan Abraham wordt vervuld. Hij had gezegd dat zijn nakomelingen in Kanaän zouden wonen, maar pas als de zonden van deze volken ‘vol zouden zijn’.

    Met andere woorden: deze volken krijgen van God eeuwen de tijd om tot inkeer te komen. Dan kun je je afvragen: wat hadden ze dan verkeerd gedaan?

    Stel je jezelf eens het meest misdadige, terroristische regime voor dat je je kan voorstellen. Een bloeddorstig volk dat afgoden vereert. Zo moet je de volken in Kanaän zien. Er was een afgod Moloch genaamd en die verlangde dat onschuldige kinderen werden geofferd. Deze Moloch werd afgebeeld als een bronzen stier. Kinderen werden hierin opgesloten en levend geroosterd, terwijl buiten mensen op trommels sloegen zodat ze het gegil niet hoefden te horen.

    Dit is toch verschrikkelijk? Hoe kun je dit je eigen kinderen aan doen? Maar toch gebeurde dit. En het erge was: God wist dat Israël hetzelfde zou gaan doen als zij zich zouden vermengen met de Kanaänieten. Dan zou Israël ook kinderen offeren op deze wrede manier. En God haat kindoffers.

    Het punt is dat de volken in Kanaän verre van onschuldig waren. In onze tijd zouden we misschien wel oorlog voeren met een land waarin de mensenrechten op zo’n verschrikkelijke manier werden overtreden. God gebruikt Israël om zijn oordeel over Kanaän te vellen. Op Gods oordelen komen we later in deze serie over Bijbels geweld nog terug, maar hier zien we in ieder geval dat God zich aan zijn woord houdt: er komt een eind aan het geweld. Op een dag is er geen weg meer terug.

    Dus de eerste les van Jericho is: deze mensen waren niet onschuldig. God roept hen ter verantwoording.

    Uitroeien of verdrijven?

    Toen ze bleven volharden in hun zonden, gaf God hun land aan Israël met de opdracht om hen te verdrijven. Nu weet ik wel dat de Bijbel regelmatig zegt dat iedereen moest worden uitgeroeid, mannen, vrouwen en kinderen.

    Laat er geen misverstand over bestaan. Er heeft veel bloed gevloeid. Maar het doel was niet totale uitroeiing. Soms gebruikt de Bijbel militaire taal. Dat doen wij ook wel eens. Dan zijn we heel stellig over iets wat je eigenlijk niet letterlijk moet nemen. Als een voetbalteam met 7-0 wint, dan zeggen we: ‘Ze hebben hun tegenstander verpletterd’. Dat is...

  • Transcriptie:

    Bijbels geweld: Is God oneerlijk?

    Het is al enkele jaren geleden dat ik begon met het schrijven van de cursus ‘De Bijbel in 2 Jaar’. Ik had zelf de Bijbel al helemaal gelezen en voor het schrijven van het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’ was ik er nog een keer in grote stappen doorheen gegaan. Hoe moeilijk kon het zijn om mensen dagelijks te begeleiden bij het lezen van Gods Woord?

    Ik kan je vertellen: het was veel uitdagender dan ik had verwacht. Voor het eerst besefte ik hoeveel bloed er werd vergoten in de Bijbel, hoeveel offers er moesten worden gebracht en hoeveel onheilsprofetieën God laat uitspreken. En dat hoofdstuk na hoofdstuk.

    Ja, ik begreep wel dat mensen moeite hebben met het lezen van de Bijbel. Dus in mijn begeleidende teksten probeer ik die lastige passages de juiste context mee te geven. Of ik vertel erbij dat God nu eenmaal heilig is, of dat dit betreffende hoofdstuk slechts één kant van God laat zien, maar dat er ook nog een andere kant is. Soms zeg ik erbij: ‘Ik snap dit eigenlijk ook niet’ of: ‘Ik vind dit ook moeilijk’.

    En toch krijg ik nog altijd veel mail van cursisten met vragen over juist die passages. Er zijn er zelfs bij die helemaal afhaken. Ze kunnen er niet tegen. Of ze worden boos op God. Bij dat laatste speelt er meestal nog meer in het leven van die cursist. Er is bijvoorbeeld teleurstelling over christenen, de kerk of God. Of er zijn hem of haar traumatische dingen overkomen.

    Ik maak dan ook niemand een verwijt die worstelt met het geweld en het bloedvergieten in de Bijbel. Sterker nog, het zou ongezond zijn als we hier geen moeite mee zouden hebben. Zelfs al kun je het verklaren, dan nog is het normaal dat onze maag omdraait bij zulke teksten.

    Dus als jij ook een hekel hebt aan die passages: join the club! Het is niet zo dat je minder geloof hebt dan een ander. Ik geloof dat de heilige Geest in ons ervoor zorgt dat we verdriet en pijn voelen.

    Hoe gaan we hiermee om?

    De vraag is wel: hoe gaan we hiermee om? Het is wel goed om tot antwoorden te komen, want als er iets is waar niet-gelovigen christenen op kunnen aanpakken, dan is het wel op die gewelddadige teksten. Ook voor de jongeren in onze kerk is het lastig uitleggen aan leeftijdsgenoten dat zij geloven in een boek dat oproept tot het doden van andere mensen. Hoezo is de Bijbel beter dan de Koran?

    Een tijdje geleden bracht ik een roman uit met de titel ‘Het verboden boek’. Hierin wordt de Bijbel verboden door een nationalistische overheid. Waarom? Omdat er zoveel geweld in voorkomt. Als er ooit echt een tijd komt waarin de Bijbel illegaal wordt, dan zal het zijn vanwege deze teksten. Of misschien mag de Bijbel voortaan alleen meer door 18-plussers worden gelezen. Of misschien wordt de Bijbel wel aangepast. Ik wil niet speculeren of angst zaaien. We leven nog altijd in een vrij land gelukkig, maar als het ooit zo ver komt dat hier echte vervolging plaatsvindt, dan zal de Bijbel een target worden. Je kunt mijn boek trouwens nog steeds gratis downloaden of bestellen als paperback via bijbellezenmetjan.nl/verboden.

    Maar goed, terug naar het hier en nu. Hoe gaan wij om met de geweldspassages en de teksten over heftige oordelen? En wat zeggen deze gedeelten ons over God? Is de God van het Oude Testament anders dan de God van het Nieuwe Testament?

    Ik wil in mijn podcast en op mijn website een korte serie wijden aan het thema ‘Bijbels geweld’. Hiermee wil ik mijn cursisten, lezers en luisteraars helpen om deze teksten te ontrafelen. Mijn hoop en gebed is dat we hierdoor dichter bij het hart van God komen, en dat we ons geloof beter kunnen uitdragen naar anderen toe. Kortom: dat we groeien in geloof.

    Is God oneerlijk?

    We doen dit door naar diverse verhalen in de Bijbel te kijken. Daarbij zullen we dan onderzoeken naar wat er zich onder de oppervlakte afspeelt en wat ons dit leert over God en over de mens. Niet alleen over God, maar ook over de mens. Ook wij spelen namelijk een rol. Laten we beginnen.

    Waar in de Bijbel vindt voor het eerst geweld plaats? Je weet waarschijnlijk het antwoord wel. De eerste keer dat iemand wordt aangevallen, is het verhaal van twee broers: Kaïn en Abel. Als je dit verhaal vluchtig leest, dan lijkt God een zeer discutabele rol te spelen. Je kunt Hem zelfs verwijten dat Hij Kaïn aanzet tot de eerste moord in de geschiedenis van de wereld. God lijkt oneerlijk. Is dat ook zo? Laten we lezen, Genesis 4:1-16.

    Genesis 4:1-16

    De mens had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en bracht Kaïn ter wereld. ‘Met de hulp van de HEER,’ zei ze, ‘heb ik het leven geschonken aan een man!’ Daarna bracht ze zijn broer Abel ter wereld. Abel werd herder, Kaïn werd landbouwer.

    Na verloop van tijd bracht Kaïn de HEER een offer van de opbrengst van het land. Ook Abel bracht een offer: van de eerstgeboren dieren van zijn kudde offerde hij de beste stukken vlees. De HEER schonk aandacht aan Abel en zijn offer, maar aan Kaïn en zijn offer niet. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker.

    De HEER zei tegen hem: ‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker? Handel je goed, dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen; maar jij moet sterker zijn dan zij.’

    Kaïn zei tegen zijn broer Abel: ‘Laten we het veld in gaan.’ Toen ze daar waren, viel hij zijn broer aan en sloeg hem dood.

    Toen vroeg de HEER: ‘Waar is Abel, je broer?’ ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Kaïn. ‘Moet ik soms waken over mijn broer?’ ‘Wat heb je gedaan?’ zei de HEER. ‘Hoor toch hoe het bloed van je broer uit de aarde naar Mij schreeuwt. Daarom: vervloekt ben jij! Ga weg van deze plek, waar de aarde haar mond heeft opengesperd om het bloed van je broer uit jouw hand te ontvangen. Ook al bewerk je het land, het zal je niets meer opbrengen. Dolend en dwalend zul je over de aarde gaan.’

    Kaïn zei tegen de HEER: ‘Die straf is te zwaar. U verjaagt mij nu van deze plek en ik mag U niet meer onder ogen komen, en als ik dan dolend en dwalend over de aarde moet gaan, kan iedereen die mij tegenkomt mij doden.’

    Maar de HEER beloofde hem: ‘Als iemand jou doodt, zal dat zevenmaal aan hem worden gewroken.’ En Hij merkte Kaïn met een teken, opdat niemand die hem tegenkwam hem zou doodslaan. Toen ging Kaïn bij de HEER vandaan en hij vestigde zich in Nod, een land ten oosten van Eden.

    Een broedermoord

    Kaïn leefde ongeveer 860 jaar. Toch is het enige wat de Bijbel over hem vertelt dat hij een offer bracht, dat hij zijn broer uit afgunst vermoordde, dat hij bang was voor God, dat hij een stad bouwde en dat hij kinderen kreeg. En dat alles in vierentwintig verzen, waarvan de eerste zestien over de moord op zijn broer gaan.

    En wat is zijn motief? Hij is jaloers op zijn broer en boos op God. God waarschuwt hem nog. ‘De zonde ligt op de loer als roofdier.’ Een vers later lokt hij Abel mee het veld in. Dat is Kaïns terrein. Hij is immers landbouwer. En daar slaat hij zijn eigen broer dood. Heel schokkend.

    Dit gebeurt terwijl God alwetend is. Hij wist exact wat er ging gebeuren. Toch koos Hij ervoor om Abel niet te waarschuwen en Hij koos ervoor om het offer van Kaïn af te wijzen, wetende dat dit tot de eerste dood van een mens zou leiden.

    Waarom? Waarom wees God Kaïns offer af? De tekst geeft ons een aanwijzing maar niet meer dan dat. Er staat dat Abel het beste deel van zijn eerstgeboren vee aan God gaf, terwijl Kaïn een deel van zijn oogst gaf.

    Abel: het beste deel.

    Kaïn: een deel.

    Kaïns ouders wilden niet meer luisteren

    Is dat de verklaring? Het is zeker dat Abels hart bij God was. Daarom gaf hij het beste van wat hij kon offeren. Misschien liep Kaïn de kantjes ervan af. Dat zou kunnen. Misschien was zijn hart veel minder bij God. Kaïn krijgt echter niet te horen waarom zijn offer niet met dank wordt aanvaard door de Heer. Dat zorgt voor een pijnlijke vraag bij Kaïn: waarom ontvangt Abel Gods zegen en ik niet?

    Laten we eens uitzoomen. Genesis 4 staat niet op zichzelf. In Genesis 1 en 2 maakt God de wereld en de mens is de kroon op zijn schepping. Kaïns ouders Adam en Eva worden in de tuin van Eden geplaatst en mogen hier God dienen.

    In Genesis 3 verschijnt de slang op het toneel. Hij is de symbool van het kwaad en hij verleidt Kaïns moeder om van de verboden vrucht te eten. Kaïns vader houdt haar niet tegen en eet hier zelf ook van. Waarom deden ze dat?

    Ten eerste omdat de vruchten er lekker uit zagen. Ze waren goed in hun ogen, zegt de Bijbel letterlijk. Ten tweede omdat de slang had beloofd dat ze gelijk zouden zijn aan God. Voortaan hoefden Kaïns ouders niet meer naar God te luisteren, maar konden ze zelf bepalen wat goed en fout was. Ze deden wat goed was in hun ogen.

    Eigenlijk wilden ze wel de lusten van God, maar niet de lasten. Maar al snel bleek dat ze waren bedrogen en ze werden verbannen uit de tuin van Eden. Ze gingen in het oosten wonen.

    Maar Adam en Eva hadden hoop. Uit Eva’s nageslacht zou iemand worden geboren die het kwaad zou vernietigen, al zou de slang in zijn hiel bijten.

    Kaïn: Eva’s hoop

    Hoe begint Genesis 4? Er wordt een mannelijke baby geboren. Hij is Eva’s eerste nageslacht. Zou het kunnen dat hij de gevolgen van de vloek zou terugdraaien? Eva geeft hem de naam ‘Kaïn’. Dat betekent ‘gekregene’, ‘aanwinst’, ‘bezit’.

    Uit Eva’s nageslacht zou iemand komen die de kop van de slang zou verbrijzelen. Iemand die alles weer goed zou maken. En hier was Eva’s eerste zoon. Ze noemde hem de ‘gekregene’, omdat hij door God was beloofd.

    Als je de Bijbel voor het eerst zou lezen, en je zou niets weten over Jezus, dan zou je denken dat deze Kaïn weleens de verlosser van de mensheid kon zijn. Alle hoop rustte op zijn schouders...