Afleveringen

  • Voor vrouwen is het signaal voor hartklachten je niet goed voelen, slecht slapen, hartkloppingen en vermoeidheid. Bij mannen is het vaak pijn op de borst. Het is te hopen dat de arts en verpleegkundige dat weten. Want in de geneeskundepraktijk, maar ook in medisch onderzoek is geheel ten onrechte de man de maat van alle dingen geweest.

    Voorkeur voor mannen in onderzoek was en is al heel lang een hardnekkig fenomeen. Vrouwtjes knaagdieren hebben een lastige oestrus-cyclus, zoals vrouwelijke primaten een menstruatiecyclus. Dat die cyclus dus de realiteit is voor de halve mensheid was de onderzoekers en behandelende artsen blijkbaar even ontgaan. Intussen weten we dat sterk wisselende hormoongehaltes grote invloed kan hebben op het functioneren van het lichaam, inclusief het optreden van aandoeningen en ziektes. Dat geldt zeker ook voor de omslag tijdens en na de overgang, met alle lichamelijke gevolgen van dien.

    Het is wat beschamend, maar we beginnen nu pas te onderzoeken en begrijpen hoe anders het vrouwelijk lichaam functioneert, bijvoorbeeld bij de relatie tussen diabetes type 2 en hart en vaatziekten. En heel recent onderzoek maakt duidelijk dat een vrouwelijke atleet wel een sporthart met een grotere capaciteit ontwikkelt maar zonder de dikke hartspier van haar mannelijke collega.

    Volg de podcast en word gratis lid via mennoenerwin.nl voor meer natuur en wetenschap verhalen. abonneer je daar ook op de nieuwsbrief met 5 tips over Teken.

    We hebben een kleine aanpassing gedaan:

    Woensdag → nieuwe podcast online die overal te beluisteren is op alle podcast spelers maar ook op substack.

    Zaterdag een nieuwsbrief NL met een uitgebreider verhaal over het onderwerp van deze week met 5 tips over het onderwerp zowel in het nederlands als het engels.

    Zondag een engelse nieuwsbrief ENG over het onderwerp van de week.

    Je kan zelf kiezen wat je in de mailbox krijgt nederlands engels of alleen de podcast ga naar je settings van substack en zet daar uit wat je niet meer wil ontvangen. Je kan ook alles uitzetten.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Deze wat merkwaardige vraag zouden teken ook over de mens kunnen stellen natuurlijk. 🌳☀️

    Begrijpelijk is het wel een beetje, behalve dat teken ons bloed aftappen dragen ze ook nog eens heel vervelende ziektes over, waarvan Lyme bij ons de verreweg meest voorkomende is. Teken doen het al heel lang heel goed op aarde. Al op een dinosaurusveer van 99 miljoen jaar oud is een teek gevonden (in barnsteen).

    Deze spinachtige diertjes hebben een ingewikkelde ontwikkeling van ei tot larve tot nimf tot volwassen teek waarvoor ze meestal bloed van drie verschillende gastheren nodig hebben. Wij hebben vooral last van de gewone of schapenteek, die na kleine knaagdieren, egels en konijnen ook via het hoge gras op katten, honden, schapen en mensen over kan stappen. Oppassen geblazen, we worden 1.5 miljoen keer per jaar gebeten, 300.000 mensen worden jaarlijks geïnfecteerd en zo’n 27000 mensen krijgen Lyme.🌼

    Volg de podcast en word gratis lid via mennoenerwin.nl voor meer natuur en wetenschap verhalen. abonneer je daar ook op de nieuwsbrief met 5 tips over Teken.

    We hebben een kleine aanpassing gedaan:

    Woensdag → nieuwe podcast online die overal te beluisteren is op alle podcast spelers maar ook op substack.

    Zaterdag een nieuwsbrief NL met een uitgebreider verhaal over het onderwerp van deze week met 5 tips over het onderwerp zowel in het nederlands als het engels.

    Zondag een engelse nieuwsbrief ENG over het onderwerp van de week.

    Je kan zelf kiezen wat je in de mailbox krijgt nederlands engels of alleen de podcast ga naar je settings van substack en zet daar uit wat je niet meer wil ontvangen. Je kan ook alles uitzetten.

    Menno en Erwin about Nature and Science is a reader-supported publication. To receive new posts and support our work, consider becoming a free or paid subscriber.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Zijn er afleveringen die ontbreken?

    Klik hier om de feed te vernieuwen.

  • In deze aflevering nemen Menno en Erwin je mee de zomer in—of nou ja, meteorologisch nog even lente—maar in de natuur barst juni uit zijn voegen! 🌼

    Ontdek waarom juist deze maand het hoogste aantal bloeiende planten telt, waarom de vlinders ineens verdwijnen (de beruchte vlinderdip) en waarom spreeuwenjong zoveel vetter zijn dan hun ouders. 🌳☀️

    Van zingende Tjiftjafs tot zwanenbloemen, van harig wilgeroosje tot terugkerende koekoeken – juni is rijk, bont en vol leven.

    Luister mee naar een bloemrijke en humorvolle ode aan misschien wel de mooiste maand van het jaar.

    Volg de podcast en word gratis lid via mennoenerwin.nl voor meer natuur en wetenschap verhalen. abonneer je daar ook op de nieuwsbrief met 5 tips hoe spot ik een dassen burcht

    We hebben vanaf vorige week een kleine aanpassing gedaan:

    Woensdag → nieuwe podcast online die overal te beluisteren is op alle podcast spelers maar ook op substack.

    Zaterdag een nieuwsbrief met een uitgebreider verhaal over het onderwerp van deze week met 5 tips over het onderwerp zowel in het nederlands als het engels.

    Je kan zelf kiezen wat je in de mailbox krijgt nederlands engels of alleen de podcast ga naar je settings van substack

    Menno en Erwin about Nature and Science is a reader-supported publication. To receive new posts and support our work, consider becoming a free or paid subscriber.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Uitsterven is doodnormaal

    De schattingen lopen nogal uiteen, maar er leven op aarde tussen de 1,5 en 2,1 miljoen soorten dieren, planten en schimmels. Dat is nog geen procent van het aantal uitgestorven soorten , dat de 200 miljoen zeker overstijgt. Zoals het woord het al zegt, uitsterven is doodnormaal. De variatie in bestaans-duur van een soort is enorm. Sommige soorten houden het miljoenen jaren uit, andere slechts een fractie van een jaar. Normaal gesproken sterven ieder honderd jaar zo’n 200 soorten uit. Toch kan het met dat uitsterven ook behoorlijk uit de hand lopen.

    In de geschiedenis van het leven op aarde kennen we inmiddels vijf uitsterfgolven, periodes waarin meer dan 75%, en in sommige gevallen zelfs 90 % van alles soorten op aarde het loodje legden. De oorzaak: vulkanisme, klimaatverandering en inslagen van meteoren. Maar volgens veel biologen zijn we nu aanbeland in de zesde uitsterfgolf, en die wordt veroorzaakt door de mens. Zo’n dertig procent van alle soorten zijn op dit moment acuut bedreigd, en met de vernietiging van de leefomgeving kan dat aantal heel snel oplopen, nog afgezien van de gevolgen van de door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen.

    Volg de podcast en word gratis lid via mennoenerwin.nl voor meer natuur en wetenschap verhalen. abonneer je daar ook op de nieuwsbrief met 5 tips hoe spot ik een dassen burcht

    We hebben vanaf deze week een kleine aanpassing gedaan:

    Woensdag → nieuwe podcast online die overal te beluisteren is op alle podcast spelers maar ook op substack.

    Zaterdag een nieuwsbrief met een uitgebreider verhaal over het onderwerp van deze week met 5 tips over het onderwerp zowel in het nederlands als het engels.

    Menno en Erwin about Nature and Science is a reader-supported publication. To receive new posts and support our work, consider becoming a free or paid subscriber.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Menno & Erwin Nieuwsbrief

    Aflevering: Is ons water wel schoon genoeg?

    Met speciale gast Hilde Prummel, directeur van het Waterlaboratorium Noord

    Beste luisteraars,

    In het tweede deel van ons tweeluik over water duiken we – samen met Hilde Prummel – dieper in een ander urgent probleem: de kwaliteit van ons drinkwater. Want zelfs als we straks voldoende water hebben, rijst de vraag… is dat water wel schoon genoeg?

    Hilde, directeur van het laboratorium dat dagelijks drinkwater test in Noord-Nederland, maakt duidelijk dat ons kraanwater strenger wordt gecontroleerd dan flessenwater. Toch waarschuwt ze voor sluipende gevaren: resten van medicijnen en hormonen in grond- en oppervlaktewater, die moeilijk te verwijderen zijn en die effect hebben op vissen, amfibieën en uiteindelijk ook op onszelf .

    Menno en Erwin vragen kritisch door: Wie is eigenlijk verantwoordelijk? Wat kunnen we eraan doen?

    Het blijkt: we zijn dat zelf, deels. Want de meeste medicijnresten komen via onze urine thuis in het riool – niet in het ziekenhuis, zoals vaak wordt gedacht . Hilde roept op tot bewustwording én actie: andere keuzes maken, beter informeren, en sommige stoffen gewoon verbieden – zoals Roundup, dat nog steeds wordt gebruikt .

    Ze sluit af met een helder advies: “Altijd water uit de kraan drinken.” Goedkoper, beter, en zonder plastic rommel .

    Volg de podcast en word gratis lid via mennoenerwin.nl voor meer natuur en wetenschap verhalen. Abonneer je daar ook op de nieuwsbrief met 5 tips hoe spot ik een dassen burcht

    We hebben vanaf deze week een kleine aanpassing gedaan:

    Woensdag → nieuwe podcast online die overal te beluisteren is op alle podcast spelers maar ook op substack.

    Zaterdag een nieuwsbrief met een uitgebreider verhaal over het onderwerp van deze week met 5 tips over het onderwerp zowel in het nederlands als het engels.

    Menno en Erwin about Nature and Science is a reader-supported publication. To receive new posts and support our work, consider becoming a free or paid subscriber.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Water: is er wel genoeg?

    Drinkwater is nog steeds absurd goedkoop, en dat is misschien iets waar we gauw van af moeten. Want sinds de zomer van 2018 weten we dat we zelfs in Noord-Nederland te weinig water kunnen hebben zegt Hilde Prummel van Waterlaboratorium Noord. Waterbesparing, het voorkomen van de verspilling van drinkwater in douche en wc, hergebruik van water in industrie en landbouw, het wordt onvermijdelijk in de nabije toekomst. We mogen wel iets meer waardering, ook financieel, hebben voor de huidige kwaliteit van ons drinkwater.

    Volg de podcast en word gratis lid via mennoenerwin.nl voor meer natuur en wetenschap verhalen. abonneer je daar ook op de nieuwsbrief met 5 tips hoe spot ik een dassen burcht

    We hebben vanaf deze week een kleine aanpassing gedaan:

    Woensdag → nieuwe podcast online die overal te beluisteren is op alle podcast spelers maar ook op substack.

    Zaterdag een nieuwsbrief met een uitgebreider verhaal over het onderwerp van deze week met 5 tips over het onderwerp zowel in het nederlands als het engels.

    Menno en Erwin about Nature and Science is a reader-supported publication. To receive new posts and support our work, consider becoming a free or paid subscriber.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Dassen in beeld

    Ontdek het fascinerende leven van de Europese das: potige sociale gravers en alleseters. Dankzij wildcamera’s krijgen we unieke inkijkjes in hun nachtelijke bestaan. Inmiddels zijn ze ook weer aanwezig in Groningen. Het gaat best goed met deze indrukwekkende burchtbewoners, ondanks bedreigingen, zoals verkeer en zelfs recent weer een poging tot vergiftiging

    🎧 Volg de podcast en word gratis lid via mennoenerwin.nl voor meer natuur en wetenschap verhalen. abonneer je daar ook op de nieuwsbrief met 5 tips hoe spot ik een dassen burcht

    We hebben vanaf deze week een kleine aanpassing gedaan:

    Woensdag → nieuwe podcast online die overal te luistern is op alle podcast spelers maar ook op substack.

    Zaterdag een nieuwsbrief met een uitgebreider verhaal over het onderwerp van deze week met 5 tips over het onderwerp zowel in het nederlands als het engels.

    Menno en Erwin about Nature and Science is a reader-supported publication. To receive new posts and support our work, consider becoming a free or paid subscriber.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • De groeimaand mei

    Genoemd naar de Griekse moedergodin Maia (die de dingen van de natuur laat groeien) is de maand mei voor de Nederlandse natuurliefhebber een hele drukke maand. Vrijwel alle vogels broeden hun eieren uit en/of verzorgen hun jongen (zie podcast 114: in mei leggen alle…). Ook de laatste lange afstand trekkers, vogels en vlinders, zijn terug uit Afrika. De bomen staan allemaal in blad, het aantal bloeiende planten explodeert. En daarmee breekt een heel drukke tijd aan voor de insecten. Hun larven eten zich te berste aan het jonge blad, de volwassenen verzamelen stuifmeel en leggen eieren. Ze profiteren van de stijgende temperatuur, en dat geldt ook voor alle waterbewoners. Zoogdieren zijn druk met hun jongen en reptielen zoeken zonnige plekjes op.

    Het weer kan daarbij in mei best wisselvallig zijn. Nachtvorst, zoals ooit vaste prik tijdens de ijsheiligen rond 15 mei, begint uitzonderlijk te worden. Er is nog een kleine kans aan het begin van de maand. Het maandelijks aantal zonne-uren neemt toe, maar verschilt behoorlijk van jaar tot jaar (schommelt tussen de 285en 220 uur). Die variatie hangt samen met de regenval waar soms ook geen peil op te trekken is (het gemiddelde loopt uiteen van 78 tot 122 mm, met plaatselijk enorme uitschieters). Al met al zijn er 3-8 regendagen. De gemiddelde temperatuur, wie verbaast dat nog, is 2,2 graad opgelopen tot 15,5 graden, en er zijn inmiddels op zijn minst 13 warme dagen en drie soms zelfs zomerse dagen.

    Met het uitlopen van beuken en populieren zijn nu alle bomen bebladerd. Niet alleen grassen bloeien, het totaal van bloeiende planten stijgt in mei met 30 % (ruim 240 soorten erbij). Niet allemaal hebben ze zulke poëtische namen als het bleek bosvogeltje, maar er zijn ook veel bekendere. Om er een paar te noemen, de avond en echte koekoeksbloem, bosaardbei, braam en framboos, dolle kervel, zevenblad (als jong blad een heerlijk sla, later een gevreesd tuinonkruid) en nog veel meer schermbloemigen. Rol-, rode en witte klaver, weegbrees, echte kamille, (kleverige) ogentroost, liever vrouwenbedstro, lelietjes van dalen, margriet, vingerhoedskruid, witte dovenetel en zilverschoon.

    In de tuin bloeien erwt en bieslook. Op de Waddeneilanden genieten we in mei van Engels gras en duinroos. De wilgen zijn vaak uitgebloeid, maar daarvoor bloeien nu bomen als zomereik (zie podcast 165: zomer en wintereik), hulst, vogelkers, meidoorn, paardenkastanje en lijsterbes. Ook in en om het water bloeit er veel, zoals gele lis en gele plomp, de kruipende, scherpe en knol boterbloem en als het water schoon genoeg is zien we de krabbenscheer weer omhoog komen.

    Tegelijk zien we de eerste libellen en waterjuffers rondvliegen. Bij de krabbenscheer kunnen we de zeldzame groene glazenmaker verwachten, maar vaak zal het om algemenere, maar net zo prachtige soorten gaan zoals het lantaarntje. Op het jonge boomblad vinden we de wereld aan rupsjes (bijvoorbeeld van de wintervlinder, ook zeer geliefd bij de koolmees). Wilde bijen zoals graafbijen en metselbijen vliegen af en aan naar de nesten van hun jongen, hommels zoeken naar stuifmeel, de eerste langpootmuggen vliegen rond. Deze prachtige insecten met hun zeer lange vleugels zijn onschuldige wezens, kunnen niemand steken en zijn een genot voor het oog. Hun larven zijn vervaarlijker en leven als graswortels etende larven onder de grond. Daar zijn ze dan stapelvoedsel voor bijvoorbeeld spreeuwen, die ze met het grootse gemak uit de grond trekken (waar wij al gauw een kwartiertje ploeteren met een spade en vieze handen nodig voor hebben).Het is ueberhaupt heel inspirerernd om te kijken naar het (insecten)voer dat vogelouders aan hun jongen brengen. Dat zie je de ene dag ineens heel veel “soldaatjes”, roodvleugelige zachtschildkevers, een andere dag zijn het zwarte vliegen (bibionidae). Die soorten komen synchroon en massaal uit, en als je er eenmaal opmerkzaam op bent herken je ook later makkelijk als het weer eens een keer “zwarte vliegendag” is. Zo vind je dan ineens elzenhaantjes op de els, en dan weer in grotere getalen snuitkevers of boktorren.

    Bijzonder in mei is natuurlijk ook de late aankomst van de verre trekkers, zoals distelvlinders en atalanta’s, trekvlinders die uit Afrika komen. Ze voegen zich bij andere dagvlinders als het citroentje, koolwitje, dagpauwoog, het oranjetipje, en de vele duizenden nachtvlinders (ten onrechte ook wat denigrerend als motten aangeduid). Ook laat uit Afrika komen de bosrietzanger en de spotvogel, boeren, oever en huiszwaluwen en de bonte vliegenvanger. Daarmee is het vogelgezelschap wel compleet. Sterker nog, eind mei is er al een dikke kans dat de koekoek (zie podcast 166: de moeilijke keuzes van de koekoek) ons alweer gaat verlaten, op weg naar Afrika. Die heeft zijn jongen dan toevertrouwd aan graspieper, heggemus of kleine karekiet.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • De moeilijke keuzes van de koekoek

    Al 2600 jaar geleden schreef de Griekse dichter Aesopus over de luie koekoek die het voor zich en haar jong makkelijk maakt door haar eieren in het nest van andere vogels te deponeren. En ook daarna wonden talloze auteurs zich op over die ontaarde ouders die zelf al lang weer op weg waren naar het zonnige Afrika terwijl veel te kleine pleegoudervogels moeizaam probeerden hun vraatzuchtige jongen groot te brengen. Biologen beschrijven dat fenomeen als broedparasitisme. Van de tienduizend vogelsoorten bedrijven er een goede honderd broedparasitisme.

    Daaronder zijn koevogels, honingspeurders, Afrikaanse prachtvinken en in Zuid Amerika vliegt er zelfs een koekoekseend rond. Verreweg de meeste broedparasieten behoren tot de familie van de koekoeken, namelijk 59 soorten. Om het beeld compleet, en natuurlijk weer ingewikkelder te maken, de grote meerderheid van de in totaal 143 koekoek-soorten leggen wel degelijk braaf hun eieren in hun eigen nest, broeden die uit en voeden hun jongen tot ze zich zelf kunnen redden.

    Als altijd scherp beschreef Darwin de broedparasitisme tactiek van onze koekoek niet als een gebrek aan zorg maar als een uitgekiende broedstrategie. Die stelt hen in staat om veel eieren te leggen en elk ei afzonderlijk groot te laten brengen (het record staat op 25 eieren in 1 seizoen). Minstens drie keer in de loop van de evolutie zijn koekoek-soorten op deze strategie overgegaan, zowel in Zuid Amerika, als in Afrika en met het meeste succes in Europa en Azië. De gastouders worden misleid, ze broeden naast hun eigen jongen ook het koekoeksjong uit, dat jong werkt zijn nestgenoten uit het nest, en toch voeden de ouders het als enige overgebleven koekoeksjong, zelfs als dat achtmaal zo groot is als zij zelf. Daarbij vallen de gastouders voor de prachtige grote oranje keel en het zeer luide gebedel van het koekoeksjong. Dat zijn blijkbaar onontkoombare superstimuli voor de ouders. Achter het gedrag van de vaak succesvolle koekoek en de gastouders, dit plegen van bedrog en dit volgen van een “verkeerd instinct” zit een evolutionaire wedloop, van misleiden, herkennen en opnieuw misleiden, die zijn weerga niet kent. Veel van deze fascinerende ontwikkelingen zijn door Nick Davies beschreven en aangetoond aan de hand van ingenieuze experimenten in het veld. Hij toont aan hoe koekoeken en gastouders op elkaar reageren in zijn boek “De koekoek, vals spelen in de natuur”.

    Ter illustratie een paar voorbeelden van resultaten uit dit onderzoek. In de eerste plaats zijn er veel resticties voor geschikte gastouderschap. Hun jongen moeten met insecten gevoerd worden, het nest moet toegankelijk zijn voor het koekoeksvrouwtje en het nest mag niet te hoog zijn, anders kan het koekoeksjong zijn nestgenoten niet over de rand werken. De veren van het koekoekvrouwtje hebben wel wat weg van een sperwer, een gevaarlijke roofvogel. Ze sist ook als een sperwer, verjaagt daarmee in de middag de gastouders, verwijdert een ei en legt bliksemsnel een van haar zelf daarvoor in de plaats. Het koekoeksjong is dodelijk voor de rest van het nest, dus het is een ernstige beslissing om door te gaan met een nest met een koekoeksei.

    Het koekoeksei moet niet in een leeg nest gelegd en ook niet in een volledig nest, want dat accepteren de gastvogels niet en beginnen liever aan een nieuwe legselpoging elders. De koekoek moet dus heel goed zicht houden op de gastoudernesten en heel goed kunnen plannen. Het koekoekvrouwtje is gespecialiseerd in een gastoudersoort, zoals bijvoorbeeld de graspieper, de kleine karekiet of de heggemus. Haar eieren lijken op die van de gastouder. Het merendeel van de gastouders herkent een vals, maar erg op haar eigen eieren lijkend koekoeksei niet. Maar dat kan in de loop van de tijd wel veranderen, en dan moet de koekoek een nog betere aanpassing van de eieren vinden of het verhaal is voor die koekoekslijn afgelopen. Sommige gastoudersoorten als de heggemus worden niet zo vaak geparasiteerd en zijn nog niet zo kritisch, die accepteren veel verschillende soorten eieren, de verwachting is dat dat gaat veranderen.

    Maar als er veel koekoeken in de buurt zijn en er een hoger percentage broedparasitisme voorkomt worden gastouders steeds kritischer. Dan heeft die koekoek niet de beste aanpassing van bijvoorbeeld eipatronen voor elkaar gekregen en heeft daarmee gee toekomst meer. Waarschijnlijk is dat al vaak gebeurt, het leven van een koekoek gaat niet over rozen. Broedparasitisme kan dus een riskante strategie zijn voor het voortbestaan van een koekoek die vertrouwt op deze strategie. De koekoekbestanden in Europa stonden onder druk, vooral ook in Engeland in Wales. In ons land is het de laatste jaren weer iets beter gegaan, maar met de graspiepers als belangrijke gastouders gaat het minder en natuurlijk zijn de afnemende insectenbestanden een blijvende zorg.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Zomer en wintereik

    Er groeien twee eikensoorten in Nederland, de winter en de zomereik. Die namen suggereren grote verschillen tussen beide soorten in het jaar, maar dat valt nogal mee. Officieel behouden wintereiken de hele winter door hun blad en verliezen ze die pas in het late voorjaar. Maar ja, dat is soms ook het geval bij de zomereik, zeker als die nog jonger is en nog niet zo hoog opgegroeid.

    Hoge bomen kunnen het allebei worden, tot wel veertig meter. In vergelijking is de zomereik wat ruiger, heeft een grillige kroon met veel dwarse, kronkelige takken. De wintereik is wat slanker en statiger, de takken groeien wat rechter en regelmatiger. De wintereik kan goed tegen schaduw en groeit ook vaak beschut in bossen, bijvoorbeeld samen met beuken. Veel neerslag is goed maar dat moet wel goed ontwaterd, dus daarom heeft de wintereik een voorkeur voor zandige gronden.

    De zomereik is daar minder kritisch, natte voeten in de winter, zoals in uiterwaarden, is geen probleem, op zwaardere kleiige grond groeit de zomereik prima, maar ook op arme en droge zandgrond. Wel wil de zomereik het zonnig hebben, staat daarom meestal los in het landschap en redt het uiteindelijk niet in een dicht opgroeiend bos. Eén op de twintig eiken in Nederland is een wintereik, je treft die vooral op de Veluwe, de Utrechtse en Sallandse heuvelrug, rond Nijmegen in Zuid-Limburg. Het verschil in beleving van zomer en wintereik kan diep gaan. Tropische ecoloog Herbert Prins groeide op met de zomereik op de grens van Groningen en Drenthe. Hij beschrijft in zijn recente boek “de wijsheid van eksters” dat hij, hoewel hij inmiddels het grootste deel van zijn leven doorbrengt te midden van wintereiken in de buurt van Wageningen, nog steeds verknocht is aan de zomereik.

    Hij beschrijft dat als een eigenschap van veel dieren, filopatrie, de liefde voor het land van de jeugd. Passend bij de wat plechtiger status van de wintereik zijn de bladeren relatief regelmatig gelobd en aan een steeltje van minstens een centimeter. Daarvoor zitten de napjes van de eikels van de wintereik zonder steeltje en heel dicht bij elkaar op de tak. In het Duits spreekt men daarom ook wel van de “Traubeneiche”. Precies andersom zitten de wat slordiger bladeren van de zomereik zonder steeltje maar met twee kleine oortjes op de twijgen, en de eikels zitten met hun napje aan een centimeter lang steeltje (“Stieleiche”). De verschillen tussen de twee soorten worden besproken en getekend in “Eik en Beuk”, het laatst uitgekomen Verkades-album van Jac P Thijsse. Bij toeval werd zijn handgeschreven tekst, die hij al in 1934 had ingeleverd had, in het archief teruggevonden. Ook een deel van de briljante illustraties van Jan Voerman Jr., en vader en zoon Cornelis en Henricus Rol bleken nog aanwezig. Aangevuld met prachtige aquarellen van Annie Meussen verscheen Eik en Beuk alsnog in 1995. Het boek is antiquarisch zeker nog te koop. Thijsse beschrijft ook heel goed de belangrijke plaats die eiken in onze natuur innemen, veel vlinders en andere insecten, vogels maar ook zoogdieren en veel plantensoorten zijn aangewezen op de aanwezigheid van zomer- en wintereik.

    Na de laatste ijstijd bleef Nederland boomloos achter. Als eerste kwamen de jeneverbessen terug, gevolgd door berk, den en populier. Dan, 9000 jaar geleden, dienden de eiken zich aan die vanuit Zuid Europa oprukten. Dendrologen, oftewel boomkenners konden “paleobotanisch” aantonen dat in 1000 jaar de eik vanuit Zuid

    Nederland het noorden van het land bereikt hebben. Dat is veel sneller dan Thijsse dacht. Grappig genoeg heeft ook Herbert Prins geprobeerd de snelheid waarmee eiken het landschap veroverden te bepalen. Beiden gingen daarbij uit van de rol van vogels en zoogdieren bij de verspreiding van eikels. Vlaamse gaaien, eekhoorns en bosmuizen zorgen daar voor, ze verstoppen en “vergeten” vaak eikels bij de aanleg van (winter)voorraden. De boomkenners hadden uiteindelijk het overtuigendste verhaal. Voor veel dieren zijn eikels onverteerbaar vanwege de looistof tannine, maar ze vormen een belangrijk voer voor wilde zwijnen. De mens heeft er via de varkensteelt ook van weten te profiteren. De belangrijkste economische rol spelen eiken natuurlijk vanwege de hoge houtkwaliteit. Dat maakt dat we zelden eiken laten uitgroeien tot wat ze kunnen worden, reuzen van zeker vier honderd jaar oud, veertig meter hoog, en een omvang van veertien meter.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Wat is geluk? In sommige talen zijn er wel tien woorden voor. Dat duidt al op problemen. Laten we het simpel proberen te houden, we hebben het hier niet over geluk hebben maar over gelukkig zijn. Maar dan nog. Gehuwde mensen zijn 30% gelukkiger dan ongehuwden, blijkt uit vragenlijst onderzoek.

    Wat betekent dat? En waar komt dat door? Heeft dat iets met biologie van doen? Een heleboel als je de media mag geloven. Er wordt graag gesproken over de vier gelukhormonen. Endorfines, een soort inwendige morfines die tegen pijn helpen. Oxitocines, die bijvoorbeeld na de bevalling door een geluksgevoel alle doorstane leed doet vergeten bij ouders (en grootouders!). Serotonine, die zorgt dat de ergste depressieve gevoelens verdwijnen en dopamine die voor de kick zorgt na een geleverde prestatie of een gevoel van verzadigdheid (bij ons, maar ook bij de eencellige amoebe).

    Over deze stoffen, waar zelfs verslavende kanten aan kunnen zitten, valt zo nog wel wat meer te vertellen. Vast staat dat zo’n 40% van onze gelukbeleving terug te voeren is op erfelijke eigenschappen. Dat blijkt uit tweelingonderzoek van de Amsterdamse hoogleraar Meike Bartels. Toch zal zij de eerste zijn om aan te geven dat het geluk effect van onze genen en geluksgevoel in het algemeen voor een fors deel bepaald wordt door de omgeving. Om maar wat te noemen, wie is het gelukkigst, degene met de gouden, de zilveren of de bronzen plak? De zilveren medaille komt niet op de tweede plaats. Het inkomen in de Verenigde Staten verdrievoudigde, de gelukbeleving bleef gelijk. Het gelukgevoel van patiënten met een dwarslaesie was gedaald tot nul vergeleken met dat van een groep lottowinnaars. Maar een jaar later waren beide groepen even gelukkig. Kortom, geluk is relatief en houdt vaak niet aan, tevredenheid is voor sommigen een prima opvolger. Er blijken wel veel individuele zaken samen te hangen met geluk, zoals gezondheid, sociale status en populariteit, opleiding en carrière. Maar ook goede relaties, een stimulerend netwerk en tevredenheid met je omgeving. Maatschappelijke erkenning en geen existentiële financiële zorgen, al die factoren zijn heel bepalend. Dat ligt misschien ook wel ten grondslag aan het toch wel opmerkelijke gegeven dat Nederland zich al langer in de top vijf van gelukkigste landen op aarde bevindt (voorafgegaan door de Scandinavische landen en IJsland).

    De ervaring van geluk verschilt heel erg van persoon tot persoon. En vaak zal dat een samenspel zijn van erfelijke eigenschappen en omgeving. Wie slimme en hoog opgeleide ouders heeft een grotere kans op een optimale opvoeding. Met een sterk en gezond lichaam is het makkelijker goed te zorgen voor je gezondheid. We weten ook de omgeving veel invloed kan hebben niet zo zeer op onze erfelijke eigenschappen (die vastliggen in ons DNA) maar wel op de aflezing daarvan. Dat gebeurt doordat bepaalde chemische verbindingen (methylgroepen) zich gaan vastzetten op ons DNA. De gevoeligheid voor prikkels in de omgeving, en daarmee de vertaling naar de “gelukhormonen” kan ook heel verschillend uitpakken.

    Voor de een is de parfumwinkel het paradijs, voor de ander de hel op aarde. Pijngevoeligheid verschilt, het plezier aan eten en seks, de ervaring van zonlicht, kou en warmte, kortom alle zaken die de aanmaak van gelukhormonen beïnvloeden kunnen verschillen door de combinatie van onze ervaring en onze erfelijkheid. Er is dan ook geen universele geluktherapie. Beweging, huisdieren, aardig doen en zijn voor je medemens, voldoende sociale kontakten, dagelijkse je zegeningen tellen en af en toe wat uitdaging, dat lijken in elk geval goede ingrediënten.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    Message Erwin Balkema

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • In de tweede maand van de lente lijkt het planten- en dierenleven pas goed op gang te komen. April is de maand dat meer dan de helft van al onze vogelsoorten aan het broeden slaat. Ten opzichte van de vorige maand verdubbelt het aantal bloeiende plantensoorten.

    Kortom, het wordt aanpoten voor de wandelaar om alles bij te houden. De herkomst van de naam april lijkt de opmars van het leven te bevestigen. De meeste stemmen gaan naar de verwantschap met het Latijnse woord voor openen: “aperire". Maar ja, het zou ook simpelweg de tweede maand (van de lente) of een verwijzing naar een bijnaam van de god Apollo kunnen zijn. Terwijl het weer in april zich vaak laat vangen door het aloude gezegde dat ie doet wat ie wil, is de toename van het aantal zonne-uren ontegenzeggelijk.

    Daar draagt de klimaatverandering nog aan bij. Gemiddeld schijnt de zon zo’n 10% meer dan een paar decennia terug, en komt nu vaak uit op meer dan 200 uur per maand. Tegenwoordig zijn er in april evenveel vorst- als warme dagen (>20 graden) maar de warme dagen nemen verder toe. De gemiddelde temperatuur van zo’n 10 graden is inmiddels alweer goed twee graden gestegen. De hoeveelheden regen kunnen nogal verschillen van jaar tot jaar, een gemiddelde van 40 mm viel in 2024 twee keer zo hoog uit.

    Het hangt er natuurlijk van af waar je woont, maar voor velen zal april de maand zijn van de bermen met fluitenkruid en paardenbloem. Thijsse noemde fluitenkruid ook wel nachtegaalkruid, omdat in zijn omgeving de frêle witte bloemen begeleid werden door misschien wel het welluidendste vogelgezang van ons land. Weiden en bermen worden aardig gekleurd, boterbloemen, dagkoekoeksbloem, hondsdraf en pinksterbloem, Daslook onder de bomen, blauwe dovenetel langs de akkerrand en langs de waterkant de gewone dotterbloem, om maar wat te noemen. Veel bomen krijgen kleur door hun bloeiwijzen, knoppen en zich ontvouwende bladeren. Berken en elzen, vogelkers en lijsterbes, essen en iepen, populieren en platanen, wilgen en lindes, het kan niet op.

    Een paar markante soorten ontbreken. Wintereik en beuk hebben nog hun oude blad. En bij de zomereik is het spannend, of er al wat wat van bloeiwijzen en jonge bladeren te zien is aan het eind van de maand. Dat is van groot belang voor hongerige rupsjes, vooral van de wintervlinder. En dat is weer van levensbelang voor mezen en andere vogels die hun jongen moeten voeren.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Aflevering: Au!

    Pijn gaat van au. Het doet zeer, en tegelijk is het goed dat het er is. Dat klinkt niet bemoedigend voor wie pijn lijdt, zeker niet als het om chronische pijn gaat. Maar evolutionair is de functie van pijn wel duidelijk, het is een signaal om zich acuut aan een gevaarlijke situatie te onttrekken en die in de toekomst te vermijden. Vaak gaat het dan om acute pijn veroorzaakt door verwondingen, stoten, snijwonden, zuurstofgebrek, kou, hitte, straling. Die vormen van pijn worden waargenomen door nocireceptoren, pijnvoelers in zenuwuiteinden van de huid en bijvoorbeeld bot- en buikvliezen (nocere is latijn voor beschadigen).

    Dieren en mensen die erfelijk voor deze nociceptieve pijn niet of nauwelijks gevoelig zijn hebben vaak een lagere levensverwachting. Andere soorten van pijn, als tintelingen of een brandend gevoel, komen voort uit zenuwbeschadigingen (neuropathieën) of zijn het gevolg van aandoeningen van organen, spieren en botten, bijvoorbeeld bij diabetes of kanker. Vaak zijn die vormen van pijn lastiger te bestrijden en ze kunnen een chronisch karakter hebben, dat wil zeggen dat ze drie maanden of langer duren. Pijn is een belangrijke oorzaak voor en bezoek aan artsen en ziekenhuizen. Vooral voor nociceptieve pijn zijn werkingsmechanismen opgehelderd en is een systeem van pijnbestrijding ontstaan met medicamenten die al dan niet bij toeval zijn gevonden.

    Als een pijnprikkel wordt waargenomen wordt die heel snel doorgegeven in de vorm van elektrische stroompjes (actiepotentialen) door kleine goed geïsoleerde (gemyeliniseerde) zenuwbanen, via het ruggenmerg naar de hersenen (thalamus en sensorische schors). Er volgt een snelle terugkoppeling naar het lichaam, waarover zo meer, en als de pijn aanhoudt wordt dat doorgegeven door nocireceptoren in andere, niet geïsoleerde zenuwen.

    Bij het proces komen ook hormonen vrij, de prostaglandines. Het hele proces leidt tot pijngewaarwording in de hersenen, en samenhangend met eerder ervaringen en emoties tot pijnbeleving. Dat wordt gevolgd door pijngedrag, het tegengaan van de directe oorzaak van pijn en/of het inroepen van hulp en pijnmedicatie. Als lichtste middel wordt paracetamol gegeven of genomen. Men weet trouwens nog steeds niet wat het werkingsmechanisme daarvan is. Wel is duidelijk geworden dat veelvuldig gebruik tot orgaanschade leidt, en een grote studie uit 2025 in Brain and Behavior bevestigt dat paracetamolgebruik tot geheugenverlies en tragere hersenwerking leidt. Eerder onderzoek suggereerde al een verband met Alzheimer. Daarbij vergeleken snijden ibuprofen en diclofenac beter af, zij grijpen aan op prostaglandines maar tasten daarmee wel het maagslijmvlies aan. In de pijnbestrijdingscascade komen dan lokale verdoving, opioïden , morfine, en het nog veel sterker werkende fentanyl aan de orde. Bij hevige acute pijn begint men vaak met sterke middelen om dan af te schalen, bij chronische pijn kiest men de omgekeerde weg. De psychologische kant van pijn is een ingewikkelde.

    Er is aangetoond dat geestelijke pijn, zoals bij een ernstig verlies ,tot pijnmechanismen leidt die niet van lichamelijke pijn zijn te onderscheiden. Er zijn grote individuele verschillen in pijnbeleving. Dat hangt mogelijk samen met de grote verschillen waarmee mensen reageren op narcose, het medicinaal onderdrukken van het bewustzijn, ook qua nawerking. Ervaring met pijn speelt een grote rol in hoe pijn beleefd wordt, maar ook de omgang met angst voor (komende) pijn. Soms lukt het om pijn te verminderen door aanvaarding, er letterlijk naar toe te ademen. Placebo-behandeling kan een grote rol spelen bij vermindering van pijngevoel, net zoals associatie met een neutrale of aangename ervaring in pijntherapie. Feit blijft dat veel pijnervaringen bij mens en dier functioneel kunnen zijn. Heel anders dan men tot niet zo lang geleden gedacht is het besef gegroeid dat dieren pijn kunnen ervaren. Vaak met aantoonbaar dezelfde mechanismen, zelfde pijnreacties en gedrag. Dat geldt voor zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen, naar ook voor ongewervelde dieren als inktvissen, regenwormen en insecten.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Aflevering: Twee neven Beijerinck: bijzondere biologen

    Er zijn nogal wat vernoemde wetenschapsprijzen in Nederland. Meestal dragen die de naam van een illustere wetenschapper. Die prijzen zijn tegenwoordig steeds belangrijker voor onderzoekers, zowel voor de bevordering van hun carrière als voor de financiële ondersteuning van het onderzoek. Want onderzoeksgelden worden steeds schaarser. Twee van die prijzen dragen de naam Beijerinck, en dat is opmerkelijk omdat ze over nogal verschillende biologische onderzoeksgebieden gaan. Hoe kan dat? De één is een prijs voor virologie, het onderzoek naar virussen, de ander een prijs voor ecologisch veldonderzoek. Het blijkt om twee verschillende Beijerinck’s te gaan, beiden pionieren in hun vakgebied. Martinus Willem (1851-1931) was een Delftse viroloog, en zijn neef Willem (1891-1960) heeft baanbrekend onderzoek gedaan naar de ecologie van vennen en heidelandschappen in Drenthe. Twee grillige carrières, beiden succesvol Luister ook onze aflevering over virussen:

    .

    Martinus Willem volgde een opleiding op de Hogere Burgerschool. In de 19 e eeuw kreeg hij daarmee geen toegang tot de natuurwetenschappelijke vakken op universiteiten. Wel kon hij terecht op de Polytechnische School in Delft. Daar werd hij, begeleid door de latere Nobelprijswinnaar van ’t Hoff, chemisch technoloog. Zijn grote liefde was echter de plantkunde. Hij diende een verzoekschrift bij de minister van Binnenlandse Zaken, verkreeg vrijstelling van het toelatingsexamen voor de universiteit en kon toen biologie in Leiden gaan studeren. Nog tijdens zijn studie gaf hij les op scholen in Warffum, Utrecht en Wageningen. In 1877 promoveerde hij in Leiden op een onderzoek aan plantengallen, dat zijn woekeringen veroorzaakt door insecten of schimmels. Zijn onderzoek, niet alleen in de plantkunde maar ook in de microbiologie, liep zo goed dat hij in 1884 tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) werd gekozen. Des te opmerkelijker was zijn overstap een jaar later naar een baan bij de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek in Delft, waar voor hem een bacteriologisch laboratorium werd gesticht. In dat bedrijf vond hij bacteriën die in wortelknolletjes van peulvruchten stikstof kunnen vastleggen en in 1894 ontdekte hij op zuidvruchten een nieuwe splijtgist.

    Het jaar daarop werd voor hem door de regering een speciale hoogleraarspositie in biologie en bacteriologie aan de Delftse Polytechnische School ingesteld. Die positie zou hij tot zijn 70 e levensjaar blijven innemen. Hij ontdekte dat een sulfaat-reducerende bacterie de voornaamste veroorzaker van de stank van verontreinigde stadsgrachten was. Zijn werk over de verspreiding van micro-organismen inspireerde tot de in 1934 opgestelde Beijerinck-Baas Becking-hypothese: “Alles is overal, maar het milieu selecteert”;. Maar bovenal werd Martinus Willem Beijerinck bekend als grondlegger van de virologie. In 1898 vond hij door filtratie-experimenten dat de tabaksmozaïek-ziekte van tabaksplanten wordt veroorzaakt door iets dat kleiner is dan een bacterie en met een microscoop niet te zien is. Beijerinck noemde de ziekteverwekker een virus naar het Latijnse woord voor gif. En onderkende dat een virus een zich vermeerderende structuur was anders dan alle andere levende organismen. Hij was geen makkelijke persoon. Als docent was hij ongeliefd bij studenten maar hij had wel meerdere leerlingen die het ver schopten als hoogleraar microbiologie. Onder collega’s gold hij als eigenzinnig. Toen de beroemde Duitse microbioloog Robert Koch bij hem op bezoek wilde komen wees hij dat af, omdat hij meende toch niets van hem te kunnen leren. Beijerinck kreeg tijdens zijn leven veel nationale en internationale erkenningen en onderscheidingen. In 1965 stelde de KNAW een prijs voor virologieonderzoek in. In 1970 werd zelfs een maankrater naar hem genoemd. Dat zijn roem als virusonderzoeker niet groter was kwam mede omdat hij zich koppig beperkte tot virusonderzoek bij planten en zich nooit in de medische microbiologie mengde. Toch lijkt het zeker gerechtvaardigd hem de Nederlandse pendant van de beroemde Franse onderzoeker Louis Pasteur te noemen.

    Zijn neef Willem Beijerinck bezocht ook de HBS en kon daarmee terecht op de Landbouwhogeschool te Wageningen. Na zijn afstuderen werd hij assistent in de microbiologie te Delft bij zijn neef Martinus Willem maar besloot toch naar een boerderij in Wijster te gaan waar hij tijdens zijn studie stage had gelopen. Hij trouwde met de dochter van de boer en nam na het overlijden van zijn schoonvader het bedrijf over. Gedurende negen jaar werkte hij daar maar schreef in die tijd ook over veldonderzoek dat hij ondertussen deed in het tijdschrift De levende natuur. Vanaf 1926 wijdde hij zich geheel aan het onderzoek van 'de natuurschatten van Drenthe', vooral ook aan plankton in heiplassen. Hij richtte in 1927 een privé biologisch station op en promoveerde in hetzelfde jaar cum laude tot doctor in de landbouwkunde op het proefschrift Over verspreiding en periodiciteit van de zoetwaterwieren in Drentse heideplassen. Hij verrichtte opdrachtonderzoek voor landbouwinstanties maar redde het daar niet mee en moest in 1933 meewerken aan de oprichting van een stichting: Het Nederlands Biologisch Station in Wijster. Doel was onderzoek van de fauna en flora van het Nederlandse landschap. Ook die stichting kwam uiteindelijk in de problemen en werd in 1956 gered als Biologisch Station te Wijster van de Landbouwhogeschool te Wageningen. Tot zijn pensioen een jaar later leidde Beijerinck het station. Zijn inzet leidde vanaf zijn pioniersonderzoek naar de ecologie van plankton-organismen tot het behoud van typisch Drentse natuurgebieden als de Dwingelose heide en veel uniek veldwerk in een veelzijdig botanisch en zoölogisch station. Ook schreef hij een zadenatlas van alle Nederlandse wilde planten. Na de dood in 1960 droeg zijn vrouw hun bezittingen over aan de Koninklijke Akademie van Wetenschappen ten bate van een stichting voor de bevordering van ecologisch veldonderzoek.

    🌼🍃

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    .

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Aflevering: En dan is daar een ransuil

    Zonder hem gezien te hebben verraadt de Merlin bird id app dit weekend zijn aanwezigheid. Reden tot vreugde want het is al een tijd geleden dat de nachtelijke roep van de man en het antwoord van een vrouwtjes ransuil de aanwezigheid van een broedpaar in de buurt deed vermoeden.

    Het gaat niet zo goed met de ransuil in Nederland. Er zijn wel veel overwinteraars vanuit het noorden van Europa maar het aantal broedparen is in dertig jaar met 80 % afgenomen. Nog drieduizend broedparen is een optimistische schatting. En het zijn zulke onmogelijk imposante vogels, met hun felle oranje ogen en hun lange pluimen bovenop de kop die verraden hoe het er met hen voor staat. Die pluimen zijn geen oren. Op het afgeplatte gezicht hebben ze een imponerende gelig gezichtsmasker, opgebouwd uit stugge veertjes die het omgevingsgeluid versterken voor de vlak naast de ogen gelegen gehooropeningen. Ogen en oren zijn niet helemaal symmetrisch, en daardoor kunnen ze in het donker heel goed zien en horen en daarmee hun favoriete prooi, de veldmuis, opsporen. En natuurlijk kan de ransuil net als andere uilen zijn kop op een vrijwel onmogelijke manier draaien, ze hebben geen achteruitkijkspiegel nodig

    .uilen 2Ransuilen zijn middelgrote uilen, zo’n 30 centimeter hoog. Ze zijn een stuk slanker dan de twee keer zo talrijke bosuil (geen pluimen!). Qua ogen en pluimen lijkt de ransuil nog het meest op de oehoe. Maar natuurlijk niet qua formaat, want de oehoe is een van de grootste uilensoorten op aarde. De vrouwtjes oehoe wordt tot wel 75 cm groot. Met de oehoe gaat het weer een beetje bergopwaarts. Tot 1997 geheel uitgeroeid in Nederland zijn er sinds die tijd weer broedparen, en inmiddels zijn dat er meer dan honderd. Slechter gaat het met de velduil, die zijn in ons land teruggedrongen tot het Noorden en vooral nog op de Waddeneilanden te vinden. De twee andere uilensoorten in ons land, de kerkuil en de steenuil, hebben dankzij beschermende maatregelen als nestkasten inmiddels vrij stabiele populaties. De ransuil is aangewezen op steeds schaarser wordende nesten van kraaien, eksters, roofvogels, reigers en zelfs van eekhoorns. Daarom worden met enig succes kunstnesten in de vorm van manden geplaatst in hun ideale leefomgeving, het half open cultuurland: kleine bosjes met wat hogere bomen te midden van grasland met liefst veel veldmuizen.

    Ransuilen zijn net als alle andere uilensoorten op aarde gespecialiseerd op de jacht in de schemering en de nacht. Uilen en roofvogels zijn twee verschillende verhalen. Uilen zijn verwant met nachtzwaluwen, en hebben zich zo’n tachtig miljoen jaar geleden al afgesplitst van de voorouders van de roofvogels.

    Een fascinerend verschijnsel is het roesten, het gemeenschappelijk slapen, van uilen. Ook de ransuil kan men buiten de broedtijd in grotere aantallen overdag in een boom aantreffen. In groepen van soms tot wel honderd stuks verschuilen ze zich in het loof van een boom. In de winter zijn die roestplaatsen vaak in groen blijvende bomen zoals hulst en spar, of met klimop bedekte loofbomen. Die rust overdag is van vitaal belang. Waarom dat vaak in groepen gebeurt? Paarvorming is het obligate antwoord, maar het is zeker niet uitgesloten dat er andere nog onbekende redenen een rol spelen. Al met als fascineren uilen ons. Als intelligente begeleider van de godin Athene. Maar ook als voorspeller van onheil en de dood. Of als uilskuikens en dieren waarvan men de domheid in de uilenspiegel kan aflezen. Voor de ransuil kiezen we toch maar de eerste optie.

    Wanneer heb jij een ransuil gezien of gehoord? 🌼🍃

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    .

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Aflevering Maart van ons Wandeldagboek

    De Magie van Mars: Meer dan Oorlog

    Maand maart is genoemd naar Mars, de god van de oorlog. Want in het voorjaar werd het in de oudheid weer tijd voor deze bezigheid. Gelukkig is Mars ook de god van de vegetatie, dus komt het toch nog helemaal goed voor deze podcast. Wat de natuur in maart vooral kenmerkt is dat er veel, en zeker ook de vegetatie op gang komt.

    Een Astronomical Moment: De Equinox 🌞

    De 21e is er het tweejaarlijkse bijzondere moment van de equinox: de nacht is dan net zo lang als de dag. Zons-op- en ondergang zijn dan exact in respectievelijk het oosten en het westen.

    Klimaat in Verandering: Wat Vertelt Maart Ons 🌷

    De geleidelijke toename in uren licht en de temperatuur warmte heeft in de overgang van de winter naar de lente uitwerking op de natuur. Er kunnen ook terugvallen in de maand zijn en er zijn best wel grote verschillen van jaar tot jaar. Onder andere hangt dat af wat er in de voorafgaande wintermaanden is gebeurd. Ondanks dat is de trend duidelijk. Het aantal zonuren stijgt, gemiddeld nu zo’n 145, en het ziet er naar uit dat we dat in 2025 ook zullen halen. Vorig jaar viel dat tegen, toen kwamen we niet verder dan 126 uur. Toch was het in 2024 de warmste maart sinds 1901. De gemiddelde temperatuur was toen 9 graden, 2.5 graden hoger dan de decennia daarvoor. De hoogste temperaturen lagen rond de 20 graden. De regenval schommelt in maart rond de 50 mm, maar er zijn grote regionale verschillen. Zuid Limburg had vorige jaar 4,5 maal zo veel regen als Friesland. Het klassieke gezegde van maart die zijn staart roert, met winterse buien van regen, sneeuw en hagel lijkt plaats te maken voor felle maartse regenbuien. Die buien blijven plaatselijk hangen en kunnen dan voor veel overlast zorgen. De klimaatverandering laat groeten.

    Een Historische Noot:

    Veranderingen in de natuur in het voorjaar zijn prachtig beschreven in het eerste Verkades-album van Jac P Thijsse dat in 1906 uitkwam: Lente (makkelijk antiquarisch te kopen) . Vooral ook de hoge kwaliteit natuurplaatjes, van de hand van Wenckebach, van Oort en de jonge Jan Voerman Jr., maakt het album nog steeds tot een goede bron om na te gaan wat zich in de maand maart aandient. Planten maar ook vogels en insecten zijn mooi en helder weergegeven en de details laten je genieten. Zoals van de echte vroege bloeiers als de vroegeling, het mooie witbloemige onkruidplantje tussen de straattegels, of het dappere sneeuwklokje.

    In maart zijn er ineens veel bloeiende planten, waarbij voor ons oog de gele kleur wel haast lijkt te overheersen. Van het klein hoefblad, de slanke sleutelbloemen, het speenkruid tot aan de gele anemoon. Natuurlijk zijn er ook al de madeliefjes. In het midden hebben madeliefjes gele buisbloemen, die worden omringd door witte lintbloemen. Maar er zijn nog veel meer kleuren te ontdekken, en die veelvoud aan bloemen is van levensbelang voor onze insecten. Zoals de paarse dovenetel, vingerhelmbloem, grote ereprijs, herderstasje, holwortel en het groot hoefblad, waarvan we eerst de roze tot paarse bloemknotsen zien. Spoedig daarna ontvouwen zich de enorme bladeren, met bladstengels van wel een meter en een oppervlak van een halve vierkante meter. We zien deze planten vaak in de stad aan de oevers van de singels. Natuurlijk komen er steeds meer grassen tevoorschijn, met soms onopvallende maar vaak ook prachtige bloeiwijzen, zoals het eenarig wollegras. De sleedoorn bloeit, en na bloeiwijzen van hazelaar en els zien we nu ook populieren en wilgen tot bloei komen. Markant is de de schietwilg die we meestal als knotwilg langs wegen en sloten zien staan. Beuken en eiken moeten nog een maandje wachten, en van andere planten kunnen we al wel het blad maar nog geen bloemen zien, zoals van de geurige daslook.

    In sloten en vijvers beginnen bruine kikkers, salamanders en stekelbaarzen (zie podcast 137) actief te worden. Hoeveel insecten er te zien zijn hangt sterk af van temperatuur en zonneschijn, in april meer daarover. Luidkeels bezig zijn in elk geval pimpelmezen met hun lichtblauwe kop. De forsere geluiden van de koolmees klinken alom, de vogel is makkelijk te herkennen aan de zwarte kop en borststreep die scherp afsteken tegen het gele lijf. Van de zang van roodborst, winterkoning, merel en zanglijster kan men zich makkelijk vergewissen met de Merlin bird app (podcast 120). Aan de rand van wegen en akkers verschijnen gele en witte kwikstaarten. Aan het eind van de maand kan men zeker de tjiftjaf horen, zojuist aangekomen in hun broedgebied. Maar fitis, tuinfluiter en gekraagde roodstraart zijn nog onderweg, net zoals onze zwaluwen. Op het land horen en zien we met wat geluk tureluur, kievit en grutto. Hun geluid is trouwens eerder een baltsroep dan een gezang. Op het water zijn meerkoeten paartjes druk bezig (podcast 16) en voeren futen hun bijzondere baltsrituelen uit. Onze meest voorkomende eend is nog steeds de wilde eend, al zijn de aantallen de laatste jaren met 30% teruggelopen. Van wilde eenden heet het dat ze de paarvorming in de winter afsluiten, om dan een lang broedseizoen van februari tot augustus aan te gaan. Toch kan je grote gemengde groepen eenden van meer dan honderd stuks begin maart op het water zien dobberen. Wat is daar nu weer aan de hand? Altijd maar weer nieuwe vragen, ook in de mooie maand van maart.Eindnoot:

    Maart blijft ons verrassen. Elke dag brengt nieuwe ontdekkingen, nieuwe geluiden, nieuwe kleuren, altijd Nieuwe Vragen

    Wat zal jouw verhaal deze lente zijn? 🌼🍃

    Tot de volgende wandeling door de natuur!: De Lente is in Aantocht!

    .

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? wordt founding member en het dagboek komt in november naar je toe!

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Onderwerp: Kou en hitte

    Beste lezer,

    We kunnen best goed met kou omgaan, zelfs onder nul graden (behalve mijn vrouw). In elk geval is hitte voor veel van ons vervelender en gevaarlijker. In combinatie met een hoge luchtvochtigheid is zelfs een temperatuur van 35 ̊C na een uur of zes al fataal voor een gezonde jongere. Schattingen zijn dat zelfs in ons land met zijn gematigd klimaat jaarlijks 1500 tot 3000 mensen zullen sterven aan hittestress.

    Ons lichaam heeft beperkte mogelijkheden omoververhitting te voorkomen. Vooral ouderen krijgen problemen met aanpassingen als het meer en efficiënter zweten en het wat verlagen van hartslag en lichaamstemperatuur. Wat ons dan nog rest is aanpassing in ons woonklimaat, inclusief airconditioning. Onze manieren van klimaatbeheersing in huis heeft ook zijn problemen, daarover zo meer.

    Maar dan de kou. Wij zijn warmbloedig, met een relatief hoge lichaamstemperatuur van rond de 37 ̊C. Om dat te handhaven in een koude omgeving kost natuurlijk extra energie. We hebben als naakte wezens geleerd ons goed aan te kleden, om te beginnen met diervachten. En natuurlijk kwamen er steeds betere behuizingen. Als we het konden legden we vooral in de herfst een vetvoorraadje aan. Dat was om de koude winter beter te overleven. En dat werd zelfs een teken van welzijn en welvaart, een dikke boer was ook letterlijk een respects-persoon. Nu denken we daar anders over. Dat komt grotendeels doordat buitenleven in de kou, en zeker verbonden met zware lichamelijke arbeid een zeldzaamheid geworden is. We hebben in onze leefomgeving de dagelijkse en seizoensgebonden temperatuurwisselingen geheel uitgebannen, en dat heeft geen goede uitwerking op onze gezondheid. Een fatale rol speelt daarbij de centrale verwarming. Die bedot ons lichaam. Onze natuurlijke neiging een vetvoorraad te vormen leidt dan alleen tot overgewicht en obesitas met alle nare bijkomende ziektes van dien. Een koude slaapkamer zou al veel helpen. En in de zomer zou het goed zijn als we ons lichaam weer leren om te gaan met warmte, in plaats van meteen de airco aan te zetten.

    Misschien wel als een reactie is het zwemmen in koud buitenwater sterk in opkomst. De vraag is daarbij of dat nou wel zo gezond is. Het antwoord lijkt voor een deel ja, er zijn positieve effecten op ons afweersysteem gevonden.

    Waar we voor moet oppassen is de aanvankelijke koude schok, we moeten nagaan of hart en vaten dat wel aankunnen. Een bezoek vooraf aan de huisarts is in deze in het geheel geen overbodige luxe. Bij temperaturen onder de 4 ̊C is het extra oppassen geblazen, er kan dan binnen een aantal minuten een dodelijke onderkoeling ontstaan. .

    En je moet natuurlijk überhaupt niet overdrijven, veel langer dan 10 minuten in koud water is zelfs met een zwempak niet verstandig. De dan ontstane onderkoeling kan al tot dagenlang rillen leiden. Een interessant effect van het zwemmen in koud water is dat de vorming van bruin vet wordt gestimuleerd. Bruin vet is een weefsel met de functie van een lichaams kachel. Baby’s hebben het , en ook veel zoogdiersoorten, vooral die in winterslaap gaan. Zij kunnen hun lichaamstemperatuur sterk verlagen, dat kunnen wij mensen helaas niet. Overigens, vrouwen hebben het wel vaak koud ’s nachts, maar dat is geen winterslaap. Door hormonen aangestuurd hebben zij last van een slechtere doorbloeding van de extremiteiten en voor een goede slaap moeten ze daar beter wel wat aan doen. Meer algemeen lijkt het er op dat er grotere erfelijke variatie is in kou tolerantie (vooral ook door een andere opbouw van spierweefsel) vergeleken met ons globale onvermogen om hitte stress te overleven. Dat gaat op den duur menselijk leven op grotere delen van de aarde onmogelijk maken

    .

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Onderwerp: Social Darwin

    Beste lezer,

    De filosoof Spencer legde mede door zijn slagzin “survival of the fittest”de basis voor sociaal darwinistische gedachten. Hij trok de evolutiegedachtes van Darwin zonder omwegen door naar de menselijke maatschappij. Weliswaar nam Darwin die slagzin later over, maar de kern van zijn evolutiegedachten was en bleef de natuurlijke selectie van variaties in de erfelijkheid. Die leidt tot de ontwikkeling van de soorten op aarde. Darwin realiseerde zich dat ook in de ontwikkeling van de mens specifieke eigenschappen als intelligentie een rol speelden. Maar hij was veel terughoudender om daarmee sociale structuren te willen verklaren. Toch gingen nog tijdens zijn leven velen aan de haal met ideeën over biologische evolutie bij de ontwikkeling van wat zij noemden sociale theorieën en programma's. Galton kwam met sterilisatieplannen in wat hij noemde eugenetica. Vacher de Lapouge stelde doem­scenario's op over raciale degeneratie. De bankier Bagehot kwam met een biologische theorie van de staat. En er was het extreem liberale vooruitgangsevolutionisme van Spencer en Schäffle.In zijn proefschrift concludeerde de Nederlandse historicus Cor Hermans in 2003 dat sociaal-darwinisme nooit een homogene ideologie was. Volgens hem waren wel “de redeneerpatronenwaren vaak opgebouwd rond de centrale notie dat de moderne maatschappij niet ongestraft de natuurlijke selectiemechanismen mag verstoren”. Sommigen gingen daarin heel ver in, voor hen dicteerde en rechtvaardigde de biologie extreme opvattingen over de strijd om het bestaan of zelfs het recht van de sterkste. Volgens die ideologische lijn kan men biologische selectie zowel sociaal als economisch en moreel toepassen op de menselijke ontwikkeling. En tot heil van de mensheid moet men slechte erfelijke eigenschappen uitroeien. Het leidde tot eugenetica programma van de Nazi’s. Maar ook tot racistische sterilisatieprogramma’s in Amerika, Canada en Australie, tot ver in de 20e eeuw, met als criteria een geestelijke achterstand, een alcoholprobleem, chronische armoede of alleen al een etnische achtergrond. En ook in deze eeuw kwam tijdens de corona-epidemie onverhuld sociaaldarwinistisch gedachtengoed weer naar boven met de subtiel gekozen bewoording van “dor hout”. “Zo werkt de natuur. We gaan door met de jonge twijgjes”, aldus de Telegraaf columniste Marianne Zwagerman. De biologisch evolutionaire basis van het menselijk bestaan is algemeen aanvaard. Daaraan twijfelt men alleen nog in enkele fanatiek religieuse kringen. De specifieke ontwikkeling van de menselijke soort roept intussen nog vele vragen op. Over de verspreiding na een Afrikaanse oorsprong van Homo sapiens, de rol van landbouw, van taal, van migratiestromen. Er zijn, zoals bij elke soort op aarde, veel eigenschappen ontstaan onder heel specifieke omstandigheden, die later er al dan niet niet meer toe deden. Het toeval speelt in evolutie een grote rol, een richting is niet aan te geven. Er zijn wel wat factoren die vaker optreden. Bijvoorbeeld kan een grote mate van specialisatie gevaarlijk zijn. Generalisten lijken op de lange duur de betere kaarten te hebben. Maar wat evolutionair goed was, zegt weinig over wat straks goed zal zijn. Dat geldt ook voor eigenschappen in sociale systemen, zoals bestudeerd in de sociobiologie. Het is des te verbazingwekkender dat steeds weer geciteerd wordt uit de biologie om menselijk handelen te rechtvaardigen. Dat geldt voor progressief, op emancipatie gerichte gedachten. Maar net zo goed, of zelfs nog meer voor het huidige onverhuld, geldgedreven liberaal kapitalisme of de machtsbeluste politiek rechtse kringen. De ecologische puinhoop die we met elkaar gemaakt hebben vraagt om gemeenschappelijke inspanningen, en een morele verantwoording van regeringen en burgers. Maar wie zich overigens voor zijn eigen gedrag wil beroepen op natuurwetten begeeft zich op glad ijs. Ons morele kompas moet het doen zonder een biologisch excuus, daar helpt geen sociaal darwinisme aan.

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Beste luisteraars en lezers, hier weer een nieuwe aflevering van onze Menno en erwin podcast:

    “Men kan betwijfelen of er veel andere dieren zijn die zo'n belangrijk aandeel in de geschiedenis van de wereld gespeeld hebben als deze laag georganiseerde schepsels". Aan het woord is Darwin, en hij heeft het over regenwormen. Zijn laatste en meest succesvolle boek ging over humusvorming en de rol van regenwormen. Meer dan veertig jaar bestudeerde Darwin deze dieren, onderwierp ze aan experimenten en schreef ze zelfs intelligentie toe. Twijfel loos spelen regenwormen een enorme rol op aarde. Men schat dat ze de helft van de totale biomassa in onze bodem uitmaken. Ze hebben een groot aandeel in de vertering van plantenmateriaal en het vruchtbaar maken van onze grond. Afstammend van wormen in zee leven nu op het Noordelijk halfrond 670 soorten regenwormen, waarvan 22 in Nederland. Er zijn soorten gespecialiseerd in het leven in de strooisellaag, zoals de rode 10 cm lange mestpier en de rode gewone blauwkopworm. De veel grotere gewone regenworm, die wel 30 cm wordt en een bruinode en gelige kleur heeft, graaft tunnels naar beneden naar diepere grondlagen. De groene regenworm vertegenwoordigt een derde levenswijze, namelijk van ondiepe gangen evenwijdig aan het oppervlak, zij zorgen vaak voor het onder de grond brengen van bladafval. Dat doen ze op een handige manier, trekken (of beter zuigen) de punt als eerste naar beneden, en maakten daarmee dat Darwin ze voor intelligente wezens hield

    .

    Regenwormen zijn, naast een monddeel en een anale opening, opgebouwd uit vrijwel identieke geledingen, pakweg zo’n 150 segmenten. Op elk segment hebben ze een paar borstels, waarmee ze zich vast kunnen zetten in de aarde. Daar maken ze gebruik van om zich voort te bewegen, door afwisselend hun ringspieren en hun lengtespieren te spannen en ontspannen. Regenwormen zijn tweeslachtig, produceren zowel sperma als eieren. Voor de bevruchting leggen ze zich tegen aan ander exemplaar aan en in een ingenieus systeem zorgen de twee voor wederzijdse bevruchting. De bevruchte eieren worden in een cocon ter grootte van een erwt afgezet. Hun voortplantings-vermogen is groot, en dat is wel nodig. Regenwormen hebben veel vijanden. Ze zijn voer voor vogels zoals merels, roodborstjes, kraaien en zelfs buizerds. Zoogdieren jagen op ze, van dassen, egels en mollen tot aan spitsmuizen aan toe. De rij lijkt eindeloos, loopkevers, duizendpoten, bloedzuigers, een nieuwe exoot in de vorm van een Nieuw Zeelandse platworm, en dan zijn er nog parasitaire algen en aaltjes. De mens doet er ook nog het zijne toe, met kunstmest, gewasbeschermings-middelen, mechanische verstoring van de bodem en uitdroging. Het spreekwoordelijke regeneratievermogen van de regenworm speelt maar een beperkte rol, alleen als een klein deel van het achterlijf “netjes” wordt doorgesneden of gebeten overleven sommige regenwormsoorten de aanval.

    Zoals de naam al aanduid is een vochtige omgeving is van levensbelang voor de regenworm. De grond moet ook niet al te zuur zijn. Daar hebben veengebieden wel hun bestaan aan te danken. Als die niet een hogere zuurgraad hadden waren de plantenresten waar veen (en dus ook turf) uit bestaat geen kans. Maar waren allang door de regenworm verwerkt tot aardige humus. Regenwormen zorgen voor beluchting van de grond, hun tunnels helpen water in de grond vast te houden (ze hebben zelf geen problemen met ademhaling in een natte omgeving). Maar vooral zorgen ze voor grondverbetering, door de verwerking van plantenresten en de omzetting van humus in minerale stoffen die voor de plantengroei van levensbelang zijn. De doorwoeling kan ongelofelijke vormen aannemen. Regenwormen kunnen jaarlijks tot 80 ton aarde per hectare omzetten. Daarvoor bereiken ze samen met andere aardwormen dichtheden tot wel 30000 kilo per hectare

    Voor weidevogels is de bereikbaarheid van regenwormen, en ook de grotere soorten, van levensbelang. Het uitrijden van stalmest verrijkt de grond, wat op zich goed is voor regenwormenstand, zeker als de grond in elk geval ’s nachts ook vochtig blijft. Dat laat Gronings onderzoek zien, waarbij een bioloog zich plat op zijn buik liggend op een karretje over de wei voortbewoog. Hij constateerde dat de wormenbereikbaarheid terugliep als er mestinjectie van vloeibare mest plaats vond, ook wel zodenbemesting genoemd. Wageningse onderzoekers trokken de resultaten in twijfel. Zij waren wel de uitvinders van deze technologie, die gericht is op vermindering van mestbelasting. Of dat bij de mestinjectie het gewenste effect heeft lijkt nog geen uitgemaakte zaak. De techniek is inmiddels wel wat verfijnder geworden. Maar verstoring van de grond, en daarmee ook gevaar van uitdroging blijft bestaan. Recent onderzoek op verzoek van de Noordelijke provincies wijst in elk geval op voordelen van bovengrondse bemesting met vaste dan wel drijfmest boven zodebemesting. Niet alleen doen regenwormen het dan beter, ook de ontwikkeling van gewenste schimmels en bacteriën wordt er door bevorderd. Veel meer van dit soort onderzoek lijkt wenselijk, we weten in verhouding nog steeds heel weinig van de bodembiologie. Het belang van regenwormen staat sinds het werk van Darwin als een paal boven water.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Onderwerp: 🐦 Het bijzondere van de natuur in februari

    Beste lezer,

    Februari is de ideale maand om de dingen in de natuur te zien. Juist omdat er vaak nog niet zoveel te zien is, zie je wat er wel te zien is beter. Op de achtergrond gebeurt er van alles, planten bereiden zich voor op de lente, vogels zijn hun verre reis uit Afrika naar onze streken aan het voorbereiden of al begonnen. Maar wat we nu zien is vaak nog maar heel aarzelend. Winterharde bolgewassen als sneeuwklokjes en akonieten staan in bloei, net zo als de gaspeldoorn. Bomen en struiken laten net hun knoppen en katjes zien. Wie zijn de eersten? Behalve de pimpelmees beginnen nu ook de koolmees, vink, huismus, merel spreeuw en houtduif met hun territoriaal gezang. Daarmee hebben we gelijk ook de top zeven van de nationale tuinwintertelling te pakken. Maar maak je ook gevat op verrassingen, je kan nu ook al de hier sinds enige jaren overwinterende tjiftjaf horen. Vroeger moest je daar nog minstens twee maanden op wachten.

    De sprokkelmaand, een vernederlandste verbastering van het Latijnse woord voor een reinigingsfeestje van vroeger met de naam spurcalia, is een ongewisse maand. Het kan vriezen en dooien, en dat heeft veel invloed op plant en dier. Ganzen en eenden vliegen al wel of nog niet terug naar het noorden. De rozetten van tweejarige planten als teunisbloem, hondsdraf of look zonder look wagen zich al naar buiten of verfrommelen toch weer. Hazelaar, madeliefje, vroegeling en klein hoefblad staan al wel of nog niet in bloei. Gemiddeld telt februari nu 93 zonuren, dat is veel meer dan dertig jaar geleden. De neerslag is ook met een kwart toegenomen, het aantal vriesdagen en het aantal dagen dat het onder nul komt zijn beide fors afgenomen, de gemiddelde temperatuur een twee graden gestegen. Dat heeft wel gevolgen, bijvoorbeeld voor veranderingen in de groei en bloei van planten en de activiteit van insecten. Terwijl ooievaars, witte reigers en kieviten hier tegenwoordig overwinteren moeten we het zonder bonte kraaien doen. Die blijven tegenwoordig in Scandinavië.

    Vanwege al die verschuivingen en verschillen van jaar tot jaar is het een goed idee om wat je tegenkomt te noteren. Welke vogels hoor je in de vier weken van februari? Wanneer zie je de eerste spreeuw met een uitgekleurde gele snavel? Zie je al vogels van de zo langzaam rijpende klimopbessen eten? Ben je winterpaddenstoelen tegengekomen, een wintervlinder of andere insectensoorten? Wanneer zie je de eerste salamander weer zwemmen? Welke bomen laten knoppen en katjes zien, zie je al klein hoefblad, de eerste bladeren van het fluitenkruid? Gelukkig hebben we tegenwoordig veel hulp bij het herkennen van soorten via internet. Voor vogelgeluiden is er merlin bird id (hoor onze podcast 120 over merlin).

    Planten bijvoorbeeld via de site www.floravannederland.nl. Maar kijk ook op de websites van floron, sovon en naturalis. En dan is er de onvolprezen verzamelsite waarneming.nl, waar je ook op tijd en plaats geselecteerd de waarnemingen van anderen kan bekijken. Maar noteer ook de dingen waarover je je in februari verwondert. Wij doen dat bijvoorbeeld over de korstmossen, de heel bijzondere samenleving van schimmels en algen, zoals je die vaak op bomen en dode takken, maar ook op muurtjes kan vinden. We komen er binnenkort op terug. En dan zagen we ineens een patroon in de molshopen in het weiland, steeds vlak langs het voetpad door het grasveld. Jagen wij wormen omhoog door de trillingen als we over het pad lopen? Of is de grondstructuur daar juist anders? Wie kan het ons zeggen? Aan de oever van de waterplas zagen we futen en meerkoeten (hoor ook podcast 16 over de meerkoet) met hun poten vrolijk in het ijskoude trappelen. Hoe houden ze dat uit? Vaag kwam het begrip tegenstroomprincipe boven, ooit ergens gelezen. En jawel, thuis viel het kwartje. Bij nalezing viel ons ineens weer in dat deze vogels over een wondernet in hun poten beschikken, dankzij een slim georganiseerde bloedstoevoer met tegenstroomprincipe houden ze de voeten warm met een minimaal energieverlies. Er is in februari verbazend veel te zien en (her)ontdekken.

    We willen deze maandelijkse beschrijving van wat is er te zien in de natuur graag aan het eind van het jaar in boekvorm aanbieden. En jij kan daar mee helpen dus geef je mooiste ontdekking in de natuur op in de comments in dit stuk op substack en we nemen het mee in ons uit te geven boek.

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe