Afgespeeld
-
Op de Plaats Delict waren er diverse zeer belangrijke aanwijzingen, die door het onderzoeksteam niet zijn onderkend of niet zijn onderzocht. Toch zeggen zij veel over de gang van zaken bij de gruwelijke moord en wat de dader toen bezielde.
Bij het bekijken van de foto’s van de PD en de rapporten van de Technische Recherche, blijkt op de Plaats Delict allerlei belangwekkende informatie door het onderzoeksteam niet onderkend te zijn of genegeerd. Toch kunnen die van groot belang zijn bij het onderzoek naar de gruwelijke moord. In deze aflevering komen aan de orde:
• De weduwe is nadat ze was gewurgd in de gang, versleept naar onder het schilderij van haar man en daar heeft de moordenaar minimaal vijf keer op een zeer bewuste wijze in haar hart gestoken, terwijl ze vrijwel zeker al dood was.
• Een braadslee, met daarin kostbare zaken van de weduwe, was van de zolder verplaatst, waar die normaliter verborgen staat, naar een andere plek in huis. Een boekje waarin de weduwe opschreef aan wie ze geld leende, is niet teruggevonden.
• Van de telefoonbeantwoorder van de weduwe waren diverse gesprekken verdwenen. Dat is gedaan door de weduwe zelf of door de moordenaar.
• Wat zou er gebeurd kunnen zijn met de vleeswaren, die de weduwe de dag van de moord had gekocht en die toen ze gevonden werd, niet in de ijskast lagen?
• Hoe kon het OM de opengemaakte wijnfles toch als belastend aanmerken voor geheelonthouder Louwes?
• Hoe groot is de kans dat in twee anonieme briefjes, die in handen zijn gekomen van het onderzoeksteam, het zinnetje “Maar toch wil ik u….” staat als die briefjes niet dezelfde auteur hebben?
• Waarom is er niet door gerechercheerd op de ”enge man” die om 21:40 uur dicht bij het huis van de weduwe was aangetroffen, terwijl men belangwekkende aanvullende informatie had?
Dat een forensisch psychiater, die Louwes in januari 2000 had onderzocht, een positief rapport over hem schreef, was volgens het OM een bewijs, dat Louwes hem had misleid.
Terwijl deze informatie voor de ervaren rechercheurs/opleiders van de Politie Academie veelbetekenend was, wordt die tot dusverre door OM, onderzoeksteam en media genegeerd.
Wellicht dat het Cold Case Team dat 2 jaar geleden (!) de opdracht kreeg van de Hoge Raad om de Plaats Delict te bestuderen ten behoeve van een nieuw herzieningsverzoek van Louwes, ook vaststelt welke relevante informatie destijds door het onderzoeksteam is gemist. -
Louwes zou gelogen hebben over de plek waarvandaan hij het laatste telefoongesprek met de weduwe had gevoerd. Dat was volgens OM en rechters in Deventer en niet op de A28. Maar hoe zeker is dat eigenlijk? En is de file van 20.00 uur bij Harderwijk eigenlijk niet een hard alibi voor Louwes en het bewijs dat hij niet heeft gelogen?
Dat het korte telefoongesprek dat Louwes om 20:36 uur gevoerd heeft met de weduwe door een antenne was afgehandeld en Louwes aangeeft dat hij het gesprek van de A28 had gevoerd, wordt door het OM en het hof gezien als bewijs dat Louwes liegt.
Maar op diverse manieren wordt aangetoond dat - zeker gezien de bijzondere atmosferische omstandigheden op de avond van de 23e - dit gesprek wel vanaf de A28 gevoerd kon worden.
Ook is er een verklaring van een zendamateur die daar in 1999 de politie van wilde verwittigen, maar door de politie werd afgepoeierd. Het door Louwes gemelde bedrag dat hij doorgegeven had, 1750 gulden, werd bij de weduwe teruggevonden op een notitieblok.
De file van 20 uur bij Harderwijk, waarover Louwes gedetailleerd verklaart, en daar op dat tijdstip in 8 jaar nooit had gestaan, is een hard alibi van Louwes, dat hij wel op de A28 reed. Alternatieve verklaringen zijn veel minder waarschijnlijk, dan de constatering dat Louwes daar echt gestaan heeft: hij heeft derhalve een hard alibi. Zeker ook omdat de verklaring van zijn vrouw over zijn thuiskomst na 22 uur op die avond (zie aflevering 2) evident onjuist was.Dus één van de twee bewijsmiddelen van het hof in Den Bosch, te weten de leugenachtigheid van Louwes, is hiermee de facto vervallen. -
Was Louwes nu wel of niet ’s morgens bij de weduwe geweest? En welke doorslaggevende rol speelt de huishoudster hierbij? Wat is er nu echt gebeurd met het grafrechtendocument en had de weduwe ’s morgens een rode jurk aan of niet? Hoe was Louwes eerder met politie in contact gekomen?
Louwes vertelde dat hij op 23 september 1999 rond kwart over negen, half tien kort bij de weduwe was langsgegaan voor het afhalen van een grafrechtendocument.
In eerste instantie gaf de huishoudster van de weduwe aan dat er die ochtend niemand was langsgekomen. Kort na de aanhouding van Louwes gaf ze echter wel aan dat hij langs was geweest, maar wist ze niet meer of het de 23e was geweest of een week eerder.
Ondanks ook nog andere aanwijzingen van het tegendeel hield het OM vol dat Louwes die ochtend niet bij de weduwe was geweest. Ook toen de huishoudster voor het hof in Den Bosch aangaf dat Louwes die ochtend wél was geweest, vond het OM die verklaring onbetrouwbaar.
Deels was dat gebaseerd op een misverstand bij het onderzoeksteam over waarom Louwes die ochtend langs gekomen zou zijn. Om een grafrechtendocument te brengen, die hij bij de kerk had opgehaald of om dat grafrechtendocument af te halen, en mee naar kantoor te nemen.
Zelfs toen na zijn aanhouding het compleet duidelijk was dat Louwes het grafrechtendocument bij de weduwe opgehaald had, bleef het OM Louwes het misverstand van het onderzoeksteam aanrekenen. Tot de Hoge Raad in 2007 aan toe.
De constatering dat de weduwe op de ochtend van de moord een rode jurk aan had en dus niet de blouse, die ze tijdens de moord aan had, blijkt vanuit de bewijsstukken uit het dossier gelogenstraft te worden. Louwes zelf had aangegeven dat de weduwe een rode jurk of mantelpakje aan had gehad. De huishouder verklaarde niet lang na de moord dat de weduwe die ochtend een blouse aan had gehad.
Ten slotte wordt besproken of het feit dat de vingerafdrukken van Louwes in het bestand van de politie betekende dat hij een crimineel verleden had. De “verduistering” uit 1994 bleek een document te betreffen dat Louwes aan een klant van het administratiekantoor, waar hij werkte, had toegespeeld. Het document was een bewijs van hoe die klant ernstig tekort werd gedaan door zijn werkgever. Het een en ander leidde niet tot vervolging van Louwes. De klant in kwestie heeft daarover ook een heel positieve verklaring afgelegd over Louwes. -
Het verloop van de zaak tot aan de uitspraak van de Hoge Raad in 2003. Hoe kon Louwes via een geurproef verbonden aan een mes, dat niet het moordwapen was, toch tot 12 jaar worden veroordeeld?
Via de uitzending van Opsporing Verzocht van 19 oktober 1999 wordt een indruk gegeven van wat de politie op 25 september 1999 had aangetroffen in het huis van weduwe Wittenberg.
Na eerst het onderzoek vooral op Michaël de Jong gericht te hebben, ging in de derde week van oktober de aandacht van het onderzoeksteam volledig op Ernest Louwes. Verschillende brokken informatie die over hem binnenkwamen, maakte hem ernstig verdacht.
Op 19 november werd hij aangehouden en toen op 30 november zijn geur via geurhond Spike werd gekoppeld aan een mes dat op 1 kilometer afstand werd gevonden, was de zaak voor het Openbaar Ministerie rond en werd hij voor de rechter in Zwolle gebracht.
Die sprak hem in maart 2000 vrij. Het Hof te Arnhem veroordeelde hem eind 2000 echter tot 12 jaar gevangenisstraf. De kernpunten van hetgeen het OM tegen hem inbracht heeft, is in deze aflevering te horen.
Toen echter in 2003 de Hoge Raad had vastgesteld dat het mes niet het moordwapen kon zijn werd het arrest tegen Louwes vernietigd en werd hij vrij gelaten.
Eind 2003 stond hij voor het Hof in Den Bosch waar mes en geurproef werden vervangen door de (DNA-)sporen van Louwes op de blouse van de weduwe. De plek waarop die gevonden zijn, duidt volgens het NFI erop dat die sporen tijdens de moord op de blouse zijn gekomen.
In de rest van de aflevering wordt dieper ingegaan op hoe het mogelijk kan zijn dat Louwes veroordeeld is op basis van een mes, dat hij nooit in handen heeft gehad. Hoe onder andere het OM bij de rechters volhield dat het onderhavige mes het moordwapen kon zijn. En dat terwijl grondig onderzoek om dat met zekerheid vast te kunnen stellen, nooit was uitgevoerd.
Plus dat vanaf 2006 is gebleken dat bij de geurproef de hondenbegeleiders jarenlang fraude hadden gepleegd. Ondanks het feit dat de hondenbegeleider bij de twee geurproeven niet mocht weten welke buisjes van de verdachte waren, kreeg hij wel die informatie vooraf. Naar schatting zijn in 20 jaar 800 verdachten via deze vorm van fraude gekoppeld aan een voorwerp, dat bij een geweldsmisdrijf gebruikt was.
Louwes was 1 van deze 800 die onterecht met zijn geur aan het mes werd gekoppeld, terwijl dat mes niet het moordwapen was en Louwes dat mes nooit in handen had gehad.